Bundel De NieuwepsalmberijmingBestel nu

BUNDEL DE NIEUWE PSALMBERIJMING

De Nieuwe Psalmberijming bevat een nieuwe, eigentijdse berijming van alle 150 psalmen op de Geneefse melodieën.

Prijs: € 22,99

(gratis verzending binnen Nederland)

Ga direct naar psalm

Zoek op tekst:

Zoek op gelegenheid:

Schrijf je in voor de nieuwsbrief:

 

Psalm 17

1. HEER, hoor mij nu ik roep om recht.
Ik vraag U mijn pleidooi te horen.
Oprecht breng ik mijn zaak naar voren.
Laat zien dat U aan waarheid hecht.
Wanneer U in mij zoekt naar zonden,
peilt wat er diep vanbinnen leeft,
toetst wat mijn mond gesproken heeft,
dan wordt er niets verkeerds gevonden.

2. Gehoorzaam ben ik aan uw woord.
Ik heb een afkeer van het kwade
en weiger mee te gaan op paden
van onrecht, ruwheid, roof en moord.
Ik heb bewust uw weg betreden;
stipt ben ik in uw spoor gegaan.
U zoek ik, God, U roep ik aan,
want U hoort altijd mijn gebeden.

3. Toon mij een teken van uw trouw.
Verlosser van wie tot U vluchten,
breng allen die mij laten zuchten
door uw bestraffing in het nauw.
Kom mij bewaren en bewaken:
onder uw vleugels is het goed.
Mijn goddeloze vijand woedt
om heel mijn leven stuk te maken.

4. Zij zijn rondom mij, overal,
die mij bespotten en bestrijden.
Zij tonen niets van medelijden.
Geniepig zetten zij hun val.
Belust op prooi zijn zij gaan jagen;
als wrede leeuwen loeren zij.
Mijn levenseinde is dichtbij.
Hoelang nog zult U hen verdragen?

5. HEER, val nu aan en vel hen neer
die zonder zich aan U te geven
alleen voor eigen voorspoed leven;
hun nageslacht krijgt almaar meer.
Dan zal ik, door U vrijgesproken,
ontwaken voor uw aangezicht.
Uw beeld in mij glanst bij het licht
van uw gelaat onafgebroken.

1. HEER, hoor mij nu ik roep om recht.
Ik vraag U mijn pleidooi te horen.
Oprecht breng ik mijn zaak naar voren.
Laat zien dat U aan waarheid hecht.
Wanneer U in mij zoekt naar zonden,
peilt wat er diep vanbinnen leeft,
toetst wat mijn mond gesproken heeft,
dan wordt er niets verkeerds gevonden.

2. Gehoorzaam ben ik aan uw woord.
Ik heb een afkeer van het kwade
en weiger mee te gaan op paden
van onrecht, ruwheid, roof en moord.
Ik heb bewust uw weg betreden;
stipt ben ik in uw spoor gegaan.
U zoek ik, God, U roep ik aan,
want U hoort altijd mijn gebeden.

3. Toon mij een teken van uw trouw.
Verlosser van wie tot U vluchten,
breng allen die mij laten zuchten
door uw bestraffing in het nauw.
Kom mij bewaren en bewaken:
onder uw vleugels is het goed.
Mijn goddeloze vijand woedt
om heel mijn leven stuk te maken.

4. Zij zijn rondom mij, overal,
die mij bespotten en bestrijden.
Zij tonen niets van medelijden.
Geniepig zetten zij hun val.
Belust op prooi zijn zij gaan jagen;
als wrede leeuwen loeren zij.
Mijn levenseinde is dichtbij.
Hoelang nog zult U hen verdragen?

5. HEER, val nu aan en vel hen neer
die zonder zich aan U te geven
alleen voor eigen voorspoed leven;
hun nageslacht krijgt almaar meer.
Dan zal ik, door U vrijgesproken,
ontwaken voor uw aangezicht.
Uw beeld in mij glanst bij het licht
van uw gelaat onafgebroken.

Open deze psalm in de app van DNP

Tekst: Jan Boom

© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden

De nieuwe psalmberijming

1. HEER, hoor mij nu ik roep om recht.
Ik vraag U mijn pleidooi te horen.
Oprecht breng ik mijn zaak naar voren.
Laat zien dat U aan waarheid hecht.
Wanneer U in mij zoekt naar zonden,
peilt wat er diep vanbinnen leeft,
toetst wat mijn mond gesproken heeft,
dan wordt er niets verkeerds gevonden.

2. Gehoorzaam ben ik aan uw woord.
Ik heb een afkeer van het kwade
en weiger mee te gaan op paden
van onrecht, ruwheid, roof en moord.
Ik heb bewust uw weg betreden;
stipt ben ik in uw spoor gegaan.
U zoek ik, God, U roep ik aan,
want U hoort altijd mijn gebeden.

3. Toon mij een teken van uw trouw.
Verlosser van wie tot U vluchten,
breng allen die mij laten zuchten
door uw bestraffing in het nauw.
Kom mij bewaren en bewaken:
onder uw vleugels is het goed.
Mijn goddeloze vijand woedt
om heel mijn leven stuk te maken.

4. Zij zijn rondom mij, overal,
die mij bespotten en bestrijden.
Zij tonen niets van medelijden.
Geniepig zetten zij hun val.
Belust op prooi zijn zij gaan jagen;
als wrede leeuwen loeren zij.
Mijn levenseinde is dichtbij.
Hoelang nog zult U hen verdragen?

5. HEER, val nu aan en vel hen neer
die zonder zich aan U te geven
alleen voor eigen voorspoed leven;
hun nageslacht krijgt almaar meer.
Dan zal ik, door U vrijgesproken,
ontwaken voor uw aangezicht.
Uw beeld in mij glanst bij het licht
van uw gelaat onafgebroken.

1. HEER, hoor mij nu ik roep om recht.
Ik vraag U mijn pleidooi te horen.
Oprecht breng ik mijn zaak naar voren.
Laat zien dat U aan waarheid hecht.
Wanneer U in mij zoekt naar zonden,
peilt wat er diep vanbinnen leeft,
toetst wat mijn mond gesproken heeft,
dan wordt er niets verkeerds gevonden.

2. Gehoorzaam ben ik aan uw woord.
Ik heb een afkeer van het kwade
en weiger mee te gaan op paden
van onrecht, ruwheid, roof en moord.
Ik heb bewust uw weg betreden;
stipt ben ik in uw spoor gegaan.
U zoek ik, God, U roep ik aan,
want U hoort altijd mijn gebeden.

3. Toon mij een teken van uw trouw.
Verlosser van wie tot U vluchten,
breng allen die mij laten zuchten
door uw bestraffing in het nauw.
Kom mij bewaren en bewaken:
onder uw vleugels is het goed.
Mijn goddeloze vijand woedt
om heel mijn leven stuk te maken.

4. Zij zijn rondom mij, overal,
die mij bespotten en bestrijden.
Zij tonen niets van medelijden.
Geniepig zetten zij hun val.
Belust op prooi zijn zij gaan jagen;
als wrede leeuwen loeren zij.
Mijn levenseinde is dichtbij.
Hoelang nog zult U hen verdragen?

5. HEER, val nu aan en vel hen neer
die zonder zich aan U te geven
alleen voor eigen voorspoed leven;
hun nageslacht krijgt almaar meer.
Dan zal ik, door U vrijgesproken,
ontwaken voor uw aangezicht.
Uw beeld in mij glanst bij het licht
van uw gelaat onafgebroken.

Tekst: Jan Boom

© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden

Gebruik in diensten

Wij willen u aanmoedigen de psalmen van De Nieuwe Psalmberijming binnen uw kerkelijke gemeenschap te zingen, uit te voeren, teksten af te drukken en/of liedteksten te projecteren.

Wij verwachten wel dat u een CCLi Licentie heeft afgesloten. Voor meer informatie CCLi Benelux. Gebruik voor deze psalm liednummer 7071257 bij uw rapportage aan CCLi.

Beamsheets

Download hieronder de beamsheets van deze psalm.

Beamsheets witte achtergrond (4:3)
Beamsheets zwarte achtergrond (4:3)


Beamsheets witte achtergrond (16:9)

Beamsheets zwarte achtergrond (16:9)

Melodie

Zetting Claude Goudimel, gespeeld door Dick Sanderman via Hauptwerk sampleset Zwolle

Alternatieve melodieën

Deze psalm heeft dezelfde melodie als Psalm 63 en 70

1. 't Behaag' U, HEER', naar mijn gebed,
Geschrei en goede zaak te horen!
'k Vermoei met geen bedrog Uw oren;
Dat heeft mijn lippen niet besmet.
Vergun mij dan mijn klacht t' ontvouwen;
Laat voor Uw heilig aangezicht,
Mijn recht gesteld zijn in het licht,
Uw oog de billijkheid aanschouwen.

2. Gij toetstet mij bij dag en nacht;
Gij vondt mij trouw, in vreugd' of smarte.
De mond sprak steeds de taal van 't harte,
Door beiden is hun plicht betracht,
Wat ook de zondaar aan moog' vangen.
Ik heb voor zijn afschuw'lijk pad
Een haat, een afkeer opgevat;
Ik gruw van zijn verkeerde gangen.

3. Ik zet mijn treden in Uw spoor,
Opdat mijn voet niet uit zou glijden.
Wil mij voor struikelen bevrijden,
En ga mij met Uw heillicht voor.
Ik roep U aan, 'k blijf op U wachten,
Omdat G', o God, mij altoos redt.
Ai, luister dan naar mijn gebed,
En neig Uw oren tot mijn klachten.

4. Maak Uwe weldaan wonderbaar,
Gij, die Uw kind'ren wilt behoeden.
Voor 's vijands macht en vrees'lijk woeden,
En hen beschermt in 't grootst gevaar.
Wil mij Uw bijstand niet onttrekken;
Uw zorg bewaak' mij van omhoog;
Bewaar m' als d' appel van het oog;
Wil mij met Uwe vleug'len dekken.

5. Zo zoeken mij vergeefs, o God,
De bozen, die mij fier omringen,
Mijn haters, die mij stout bespringen,
En juichen om mijn naad'rend lot;
Zij zijn met vet als overtogen,
Hun mond is vol van hovaardij,
Hun list en macht omsing'len mij;
Zij duiken, loerend met hun ogen.

6. Geen leeuw is heter op de jacht;
Geen jonge leeuw kan, in zijn kuilen,
Met meerder list het oog ontschuilen,
Dan hij, die mij ter prooi verwacht.
Beschaam het aangezicht dier bozen.
Uw grimmigheid vell' hen ter neer.
Bevrijd mij met Uw zwaard, o HEER',
Van 't snood geweld der goddelozen.

7. Red mij van hen, die 't ruim genot
Der wereld voor hun heilgoed achten;
Geen deel, dan in dit leven, wachten,
En maken van den buik hun god.
Van hen, die weelde, schatten, staten,
Hoe rijk, hoe uitgebreid, hoe groot;
Verliezen moeten met den dood,
En hunnen kind'ren overlaten.

8. Maar , blij vooruitzicht, dat mij streelt,
Ik zal, ontwaakt, Uw lof ontvouwen;
U in gerechtigheid aanschouwen;
Verzadigd met Uw Godd'lijk beeld.

1. Aanzie, Heer, 't recht van Uwen knecht,
Wil mijn geroep, o God, verhoren;
Mijn gebed kome tot Uw oren,
Hetwelk vloeit uit een hart oprecht.
Van U, die wetet alle dingen,
Wil ik oordeel en recht ontvaân,
Wil toch mijn zake merken aan;
Want gans recht is al mijn voortbringen.

2. Gij hebt mijn hart 's nachts doorzocht, Heer!
En dat aan den proefsteen gestreken.
Nooit heb ik leugen willen spreken,
Gij vindt mij getrouw immermeer.
Ik houde mij naar de bevelen
En 't woord Uwes monds, Heer, met vliet;
Zodat ik niet heb gemeens iet
Met hen, die roven ende stelen.

3. Maak mijn voetpaden vast o God!
Opdat ik mag gaan in Uw wegen,
Zonder te zijn voortaan genegen
Tot afwijken van Uw gebod.
Gij hebt dikwijls, o Heer! vernomen
Mijn gebeden in mijn ellend';
Dies bid ik, tot mij U nu wend,
En laat mijn smeken tot U komen.

4. Toon heerlijk Uw goedheid voortaan,
Gij die bewaart in dat benauwen,
Allen die vast op U betrouwen,
Tegen hen, die U wederstaan,
Dek mij toch, Heer, niet om verhogen,
Met Uw vleug'len naar Uwen aard;
Dat ik zowel mag zijn bewaard,
Als de appel is ener oge.

5. Opdat ik alzo mag ontgaan
Hen, die mij zo wredelijk kwellen,
En mij met haar netten omstellen,
Om mijn ziel te verstrikken zaan,
Zij zijn zeer vet niet om verstrangen,
Opgeblazen met hoogmoed fel.
Zij volgen mij, en loeren snel
(Zo 't konde zijn) om mij te vangen.

6. Een is er zonderlijk vol pracht,
Als een leeuw die den roof najaget,
Als een jonge leeuw onversaget,
Die in den kuil op den roof wacht.
Maak U op, Heer, werp dien ten gronde,
Uit zijn handen mijn ziele waard,
Die U dient als een zeer scherp zwaard,
Mij tot straffe tot dezer stonde.

7. Van hen, die uwe roeden zijn,
Bevrijd mij, die met harten kleven
In d' aard' en daarom alleen leven,
Om rijk te worden zonder pijn.
Gij maakt ze zat ende voorspoedig;
Haar kinderen zijn ook zeer rijk;
De kindskind'ren zijn hen gelijk,
En laten goed na overvloedig.

8. Ik zal nog aanzien Uw aanschijn,
En rein staan voor U, Heer geprezen,
En naar Uw beeld opgewekt wezen,
Dan zal ik ook recht verzaad zijn.
Ik zal U lieven en dienen eendrachtig,
Mijn leven lang, o God, mijn sterkte krachtig;
Gij zijt mijn burcht, mijn troost, mijn heil, mijn steen,
Mijn schild, mijn hoorn, mijn bewaarder alleen.

1. Hoor, Heer, Gij God van trouw en recht,
mijn zaak is recht, hoor naar mijn klagen,
doe eindelijk uw aanschijn dagen,
dan is voorgoed het pleit beslecht.
Gij hebt gepeild mijn diepste gronden,
mijn hart doorschouwd in diepste nacht,
mijn woord getoetst aan wat ik dacht,
en gij hebt mij oprecht bevonden.

2. Gehoorzaam aan uw heilig woord,
blijf ik gedurig op uw wegen;
ik mijd, o Heer, wie onrecht plegen,
zo ga ik zonder struik'len voort.
Ik roep U aan, Heer hoog verheven,
want gij verhoort, Gij antwoordt mij,
wees mij genegen en nabij,
Gij zult mij immers niet begeven?

3. Gij hulp van wie wordt overmand,
hoe wonderbaar kunt Gij bevrijden!
Hoe zegent Gij die U verbeiden,
die schuilen bij uw rechterhand.
Behoed mij dan, laat mij niet vrezen,
behoed de appel van uw oog;
breid uit uw vleugels van omhoog
en laat mij zo geborgen wezen.

4. De vijand sluit mij in, o God!
Ik hoor hem briesen, hoor hem brallen;
laat mij niet in zijn handen vallen,
hij blaast zich op, hij praalt en spot.
Zij dringen op van alle zijden,
belagen ons van overal,
zij zullen zich in onze val,
in onze ondergang verblijden.

5. Gelijk een roofdier hurkt hij neer,
een leeuw, - zie hem zijn klauwen scherpen.
Sta op om hem terug te werpen,
bedwing Gij zelf mijn vijand, Heer.
Sla met uw zwaard de goddelozen,
doe mij ontkomen aan hun macht
en breek met eigen hand de kracht
van hen die werelds heil verkozen.

6. Wees Gij hun tot een schrik bij nacht,
schenk rijk'lijk hun de bitt're vruchten
van wat zij zaaiden, o Geduchte,
hun en hun verre nageslacht.
Maar mij doet Gij uit boze dromen
ontwaken, o mijn Dageraad.
Ik zie de glans van uw gelaat,
uw zonlicht komt mij overstromen.

7. O blij vooruitzicht dat mij streelt,
ik zal, ontwaakt, uw lof ontvouwen,
U in gerechtigheid aanschouwen,
verzadigd met uw goddelijk beeld.

1. Hoor naar een rechte zaak, o Heer,
sla acht op wat mijn lippen smeken,
die onbedrieglijk tot U spreken
en buig U tot mijn bidden neer.
Kom met uw oordeel van den hoge,
laat uitgaan van uw aangezicht
het woord dat mij rechtvaardig richt,
want al wat recht is, zien uw ogen.

2. Toets Gij mijn hart tot in de nacht,
beproeft Gij mij, niets vindt Gij, Here.
Wat ik bedenk of mag begeren,
ik geef op al mijn woorden acht.
Ik volgde niet de boze paden
door de geweldenaar bedacht,
maar heb mij naar uw woord gewacht
voor al hun goddeloze daden.

3. Mijn voeten bleven in uw spoor
en nimmer wankelden mijn schreden.
Ik roep U aan in mijn gebeden,
want Gij, o God, geeft mij gehoor.
Maak wonderbaar uw gunstbewijzen,
hoor hen die Gij voor tegenstand
doet schuilen bij uw rechterhand
en U als hun verlosser prijzen.

4. Wil mij als appel van uw oog
voor 't goddeloos geweld bewaren,
beschaduwd door uw vleugels sparen
voor hen wier hals nooit voor U boog.
Zij volgen mij, belust op moorden,
door doodsgevaar ben ik benard.
Zij sluiten toe hun vette hart
en zijn hovaardig in hun woorden.

5. Wij zijn omringd waar wij ook gaan,
zij willen ons ter aarde werpen.
Als leeuwen die hun klauwen scherpen,
begeren zij ons neer te slaan.
O God, mijn God, wil uitkomst geven!
Gelijk een jonge leeuw bij nacht
gedoken in een schuilhoek wacht,
zo loert de vijand op mijn leven.

6. Sta op, Heer, treed hem tegemoet
en doe hem bukken, doe hem beven,
red met uw blinkend zwaard mijn leven
van hem die goddeloosheid doet.
Bevrijd mij van de mannen, Here,
wier hart bij deze wereld is,
die, spottend met uw erfenis,
dit leven als hun deel begeren.

7. Verzadig wie naar weelde smacht
met wrange vruchten heel zijn leven;
wil die ook aan zijn zonen geven
en voed daarmee hun nageslacht.
Maar ik zal U, naar mijn begeren,
aanschouwen in gerechtigheid.
Als ik ontwaak, word ik verblijd:
verzadigd met uw beeld, o Here!

Bijbelteksten

Het uitgangspunt van De Nieuwe Psalmberijming is de Hebreeuwse grondtekst, niet een specifieke vertaling.

Ter referentie vindt u hieronder de links naar de tekst van de psalm in diverse Nederlandse vertalingen.