Bundel De NieuwepsalmberijmingBestel nu

BUNDEL DE NIEUWE PSALMBERIJMING

De Nieuwe Psalmberijming bevat een nieuwe, eigentijdse berijming van alle 150 psalmen op de Geneefse melodieën.

Prijs: € 22,99

(gratis verzending binnen Nederland)

Ga direct naar psalm

Zoek op tekst:

Zoek op gelegenheid:

Schrijf je in voor de nieuwsbrief:

 

Psalm 32

1. Gelukkig wie door God is vrijgesproken,
wie met bedrog en ontrouw heeft gebroken.
Gelukkig als de HEER zijn schuld vergeeft,
als in zijn geest geen onoprechtheid leeft.
Mijn misdaad bleef aan mijn geweten knagen.
Ik leed voortdurend, kreunde hele dagen.
Uw hand lag op mij, tot ik niet meer kon;
mijn kracht smolt weg als in de zomerzon.

2. Toen ik was vastgelopen in mijn zonden
kwam ik tot inkeer; ik zei onomwonden:
‘O HEER, ik was ontrouw, vergeef het mij’ –
mijn schuldenlast verdween, U sprak mij vrij.
Laat allen die zichzelf aan U verbinden,
U zoeken, HEER, zolang U zich laat vinden.
U bent mijn schuilplaats, onheil raakt mij niet;
ik juich het uit omdat U redding biedt.

3. ‘Mijn raad helpt jou om richting te bepalen.
Ik zie je gaan, Ik laat je niet verdwalen.
Verzet je niet zoals een paard dat doet,
zoals een ezel die men dwingen moet.’
Wie kwaad doet kampt met onheil en gevaren,
maar wie op God vertrouwt, zal Hij bewaren.
Rechtvaardigen, verheug je in de HEER,
Oprechten, zing het uit en breng Hem eer.

1. Gelukkig wie door God is vrijgesproken,
wie met bedrog en ontrouw heeft gebroken.
Gelukkig als de HEER zijn schuld vergeeft,
als in zijn geest geen onoprechtheid leeft.
Mijn misdaad bleef aan mijn geweten knagen.
Ik leed voortdurend, kreunde hele dagen.
Uw hand lag op mij, tot ik niet meer kon;
mijn kracht smolt weg als in de zomerzon.

2. Toen ik was vastgelopen in mijn zonden
kwam ik tot inkeer; ik zei onomwonden:
‘O HEER, ik was ontrouw, vergeef het mij’ –
mijn schuldenlast verdween, U sprak mij vrij.
Laat allen die zichzelf aan U verbinden,
U zoeken, HEER, zolang U zich laat vinden.
U bent mijn schuilplaats, onheil raakt mij niet;
ik juich het uit omdat U redding biedt.

3. ‘Mijn raad helpt jou om richting te bepalen.
Ik zie je gaan, Ik laat je niet verdwalen.
Verzet je niet zoals een paard dat doet,
zoals een ezel die men dwingen moet.’
Wie kwaad doet kampt met onheil en gevaren,
maar wie op God vertrouwt, zal Hij bewaren.
Rechtvaardigen, verheug je in de HEER,
Oprechten, zing het uit en breng Hem eer.

Open deze psalm in de app van DNP

Tekst: Arie Maasland

© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden

De nieuwe psalmberijming

1. Gelukkig wie door God is vrijgesproken,
wie met bedrog en ontrouw heeft gebroken.
Gelukkig als de HEER zijn schuld vergeeft,
als in zijn geest geen onoprechtheid leeft.
Mijn misdaad bleef aan mijn geweten knagen.
Ik leed voortdurend, kreunde hele dagen.
Uw hand lag op mij, tot ik niet meer kon;
mijn kracht smolt weg als in de zomerzon.

2. Toen ik was vastgelopen in mijn zonden
kwam ik tot inkeer; ik zei onomwonden:
‘O HEER, ik was ontrouw, vergeef het mij’ –
mijn schuldenlast verdween, U sprak mij vrij.
Laat allen die zichzelf aan U verbinden,
U zoeken, HEER, zolang U zich laat vinden.
U bent mijn schuilplaats, onheil raakt mij niet;
ik juich het uit omdat U redding biedt.

3. ‘Mijn raad helpt jou om richting te bepalen.
Ik zie je gaan, Ik laat je niet verdwalen.
Verzet je niet zoals een paard dat doet,
zoals een ezel die men dwingen moet.’
Wie kwaad doet kampt met onheil en gevaren,
maar wie op God vertrouwt, zal Hij bewaren.
Rechtvaardigen, verheug je in de HEER,
Oprechten, zing het uit en breng Hem eer.

1. Gelukkig wie door God is vrijgesproken,
wie met bedrog en ontrouw heeft gebroken.
Gelukkig als de HEER zijn schuld vergeeft,
als in zijn geest geen onoprechtheid leeft.
Mijn misdaad bleef aan mijn geweten knagen.
Ik leed voortdurend, kreunde hele dagen.
Uw hand lag op mij, tot ik niet meer kon;
mijn kracht smolt weg als in de zomerzon.

2. Toen ik was vastgelopen in mijn zonden
kwam ik tot inkeer; ik zei onomwonden:
‘O HEER, ik was ontrouw, vergeef het mij’ –
mijn schuldenlast verdween, U sprak mij vrij.
Laat allen die zichzelf aan U verbinden,
U zoeken, HEER, zolang U zich laat vinden.
U bent mijn schuilplaats, onheil raakt mij niet;
ik juich het uit omdat U redding biedt.

3. ‘Mijn raad helpt jou om richting te bepalen.
Ik zie je gaan, Ik laat je niet verdwalen.
Verzet je niet zoals een paard dat doet,
zoals een ezel die men dwingen moet.’
Wie kwaad doet kampt met onheil en gevaren,
maar wie op God vertrouwt, zal Hij bewaren.
Rechtvaardigen, verheug je in de HEER,
Oprechten, zing het uit en breng Hem eer.

Tekst: Arie Maasland

© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden

Gebruik in diensten

Wij willen u aanmoedigen de psalmen van De Nieuwe Psalmberijming binnen uw kerkelijke gemeenschap te zingen, uit te voeren, teksten af te drukken en/of liedteksten te projecteren.

Wij verwachten wel dat u een CCLi Licentie heeft afgesloten. Voor meer informatie CCLi Benelux. Gebruik voor deze psalm liednummer 7071260 bij uw rapportage aan CCLi.

Beamsheets

Download hieronder de beamsheets van deze psalm.

Beamsheets witte achtergrond (4:3)
Beamsheets zwarte achtergrond (4:3)


Beamsheets witte achtergrond (16:9)

Beamsheets zwarte achtergrond (16:9)

Melodie

Zetting Claude Goudimel, gespeeld door Dick Sanderman via Hauptwerk sampleset Zwolle

Spotify

Alternatieve melodieën

Deze psalm kan ook gezongen worden op de melodie van Psalm 18, 45 en 144

1. Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven,
Die van de straf voor eeuwig is ontheven,
Wiens wanbedrijf , waardoor hij was bevlekt,
Voor 't heilig oog des HEEREN is bedekt.
Welzalig is de mens, wien 't mag gebeuren,
Dat God naar recht hem niet wil schuldig keuren,
En die in 't vroom en ongeveinsd gemoed;
Geen snood bedrog maar blank' oprechtheid voedt.

2. Toen 'k zweeg en U mijn ongerechtigheden,
Weerhouden door de vrees, niet heb beleden,
Verouderden mijn beend'ren door geklag,
In mijn gebrul en angst den gansen dag.
Want, HEER', Uw hand die mij bezocht met plagen,
Deed dag en nacht mij zware smarten dragen.
Mijn levenssap droogd' uit van uur tot uur,
Gelijk het land door zomerzonnevuur.

3. 'k Bekend', o HEER', aan U oprecht mijn zonden,
'k Verborg geen kwaad, dat in mij werd gevonden.
Maar ik beleed na ernstig overleg,
Mijn boze daan: Gij naamt die gunstig weg.
Dies zal tot U een ieder van de vromen,
In vindenstijd met ootmoed smekend komen.
Een zee van ramp moog' met haar golven slaan,
Hoe hoog zij ga, zij raakt hem zelfs niet aan.

4. Gij zijt mij, HEER', ter schuilplaats in gevaren;
Gij zult mij voor benauwdheid trouw bewaren.
G' omringt me, daar Gij mij in ruimte stelt,
Met blij gezang, dat mijn verlossing meldt.
Mijn leer zal u, o mens, naar 't recht doen hand'len,
En wijzen u den weg, dien gij zult 'len.
Ik zal u trouw verzellen met mijn raad,
Terwijl mijn oog op u gevestigd staat.

5. Wil toch niet stug, gelijk een paard, weerstreven,
Of als een muil, door domheid voortgedreven;
Gebit en toom, door 's mensen hand bestierd,
Beteug'len 't woest en redeloos gediert'.
Laat zulk een dwang voor u niet nodig wezen;
Wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen;
Maar wie op Hem vertrouwt, op Hem alleen,
Ziet zich omringd met Zijn weldadigheen.

6. Rechtvaardig volk, verhef uw blijde klanken,
Verheugd in God, naar waarde nooit te danken.
Zingt vrolijk, roemt Zijn deugden t' allen tijd,
Gij, die oprecht van hart en wandel zijt.

1. Wel hem, die zijn misdaad, die hij bedreven
Heeft, van God uit genade werdt vergeven;
Over wien God Zijn barmhartigheid strekt,
Daardoor Hij zijn boosheden gans bedekt.
Hoe gelukzalig is die mens bevonden,
Dien God niet toe en rekent zijne zonden!
In wiens geest niet woont enige schalkheid,
Noch geen bedrog ofte geveinsdigheid.

2. In mijn ellend', 't zij dat ik heb gezwegen
Ofte geweend, (zo ik doe allerwegen,
Schreiende tot U altijd dag en nacht),
Zo zijn toch mijn gebeenten gans versmacht.
Ik heb Uwe hand gevoeld, Heer almachtig,
Zeer straf, om mijner zonden wil voordachtig;
Zodat mijn sap geweest is door mijn leed,
Gans gelijk de droogten des zomers heet.

3. Maar mijn zonden heb ik U bekend, Heere!
En niet bedekt; dies sprak ik benauwd zere;
Ik wil den Heer belijden mijn misdaad,
En Gij vergaaft mij al mijn zonden kwaad,
Hierom zullen U tot bekwame tijden,
Alle heil'gen bidden in kruis en lijden,
Zodat hen der benauwdheid watervloed
Niet schaden zal door Uw genade goed.

4. Gij zijt mijn borcht, die mij altijd bewaret
En mij behoedt, dat mij geen angst bezwaret;
Als Gij mij verlost en bewaart altijd,
Gij geeft mij oorzaak van zingen verblijd.
Komt al tot mij, Ik wil u onderwijzen
Den weg, dien gij gaan moet niet om volprijzen;
En met Mijn ogen zal Ik met bescheid
U recht wijzen en geven dat geleid'.

5. Wilt den muilen noch den paarden tot dezen
Die niet verstaan toch gans niet gelijk wezen;
Die gij een gebit legget in den mond,
Als zij moedwillig zijn t' eniger stond.
De godd'loze wordt getemd door veel plagen,
Door tegenheid en ook zeer zware slagen;
Maar die vertrouwt op Gods genade bloot,
Zal omvangen zijn met Zijn goedheid groot.

6. Gij oprechten wilt u in God verblijden,
Zijn goedigheid wilt al t' zamen belijden.
Gij vromen, weest vrolijk ende verheugd,
Roemt onzen God op 't hoogste dat gij meugt.

1. Heil hem, wien God zijn ontrouw heeft vergeven
en toegedekt al wat hij had misdreven,
God rekent hem zijn dwalingen niet aan-
heil hem, die recht voor God is komen staan!
Ik kwijnde weg, zolang ik zwijgen wilde,
in zelfbeklag mijn levenskracht verspilde,
want dag en nacht woog zwaar op mij uw hand,
mijn leven werd zo dor als dorstig land.

2. Nu heb ik, Heer, mijn zonde U beleden;
ik weet dat ik uw wet heb overtreden.
Ik was ontrouw, ik was van kwaad vervuld,
maar Gij vergaaft het, Gij verzoent mijn schuld.
Laat daarom tot U komen uw beminden,
stoot hen niet af, doch laat U door hen vinden.
Duistere vloeden stormen op hen aan,
Gij stelt een perk, Gij zult ons vast doen staan.

3. Gij zijt, o Heer, mijn schuilplaats en mijn haven,
Gij zult aan mij al mijn beloften staven.
Wat mij benauwt, Gij stelt U aan mijn zij,
omringt met lied'ren van bevrijding mij!
Gij zult mij voortaan door uw trouw bewaken,
Gij zult mijn leven vol van vreugde maken.
Ik zal mijn weg lichtvoetig verder gaan,
Gij gaat mij voor, Gij maakt voor mij ruim baan.

4. Zo spreekt de Heer: "Mijn weg zal Ik u wijzen,
u ziet mijn oog, waarheen gij ook zult reizen.
Wees niet een dier dat koppig tegenstreeft,
zich slechts aan toom en bit gewonnen geeft".
Wie God ontvliedt heeft ondergang te vrezen-
wie tot Hem komt, mag bij Hem veilig wezen.
Gij die oprecht van hart en wandel zijt,
verheugt u in den Heer te allen tijd!

1. Welzalig hij wiens zonde is vergeven,
die van de straf genadig is ontheven,
wiens overtreding, die hem had bevlekt,
voor 't heilig oog des Heren is bedekt.
De Here rekent hem niet toe zijn zonden,
de ongerechtigheid, in hem gevonden.
Welzalig hij die zo bevrijd van schuld,
geen onoprechtheid in zijn geest meer duldt.

2. Zolang ik zweeg verteerden al mijn krachten,
ik klaagde luid, niets kon mijn pijn verzachten.
Want dag en nacht lag zwaar op mij Gods hand,
mijn merg verdroogde als in zomerbrand.
Maar ik bekende U oprecht mijn zonden,
verborg geen kwaad dat in mij werd gevonden.
En toen ik dit beleed voor uw gezicht,
sprak U mij vrij van schuld in uw gericht.

3. Laat tot U komen elk van uw beminden
ten tijde, Here, dat U Zich laat vinden.
Ook als een vloedgolf hem dreigt neer te slaan,
hoe hoog ze komt, zij raakt hem zelfs niet aan.
U bent voor mij een schuilplaats in gevaren
en voor benauwdheid zult U mij bewaren.
U hebt met jubelzangen mij omringd,
nu al uw volk van uw verlossing zingt.

4. Hoor naar mijn raad, ik zal u inzicht geven
en onderrichten in de weg ten leven.
Ik leer u op de rechte paden gaan,
terwijl mijn ogen u steeds gadeslaan.
Wil in uw trots niet langer tegenstreven,
zoals een paard, door koppigheid gedreven,
of als een muildier in zijn onverstand:
met toom en bit bedwingt hen 's mensen hand.

5. Laat toch geen dwang voor u ooit nodig wezen,
wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen.
Maar wie op Hem vertrouwt en schuld belijdt,
omringt Hij met zijn goedertierenheid.
Verheugt u in de Here, alle vromen,
u mag tot God met grote vreugde komen.
Rechtvaardigen, weest in de Heer verblijd
en zingt Hem lof in alle eeuwigheid!

Bijbelteksten

Het uitgangspunt van De Nieuwe Psalmberijming is de Hebreeuwse grondtekst, niet een specifieke vertaling.

Ter referentie vindt u hieronder de links naar de tekst van de psalm in diverse Nederlandse vertalingen.