Bundel De NieuwepsalmberijmingBestel nu

BUNDEL DE NIEUWE PSALMBERIJMING

De Nieuwe Psalmberijming bevat een nieuwe, eigentijdse berijming van alle 150 psalmen op de Geneefse melodieën.

Prijs: € 22,99

(gratis verzending binnen Nederland)

Ga direct naar psalm

Zoek op tekst:

Zoek op gelegenheid:

Schrijf je in voor de nieuwsbrief:

 

Psalm 94

1. God van vergelding, laat U horen!
Verschijn in glorie, treed naar voren.
Berecht de trotse mensen toch.
Hoelang, HEER, hoelang duurt het nog,
het goddeloze feestgejuich
van dat zelfingenomen tuig?

2. Ze richten, HEER, met grove zonden
uw volk, uw eigendom, te gronde.
Ze voeden vreemdelingenhaat,
vermoorden vrouw en kind op straat.
Ze spotten: ‘Niemand die het ziet;
de God van Jakob merkt het niet.’

3. Jij dwaas, kom eindelijk bij zinnen!
Wanneer laat jij de wijsheid binnen?
God vormt het oog en plant het oor –
en jij denkt: Hij heeft toch niets door?!
Zou Hij die alle mensen kent
niet straffen als je koppig bent?

4. Gelukkig wie zich wil bekeren,
wie van uw straffen graag wil leren.
U biedt hem rust en vrede aan,
maar dwazen zal het slecht vergaan.
Nooit zegt U, HEER, uw volk vaarwel;
Uzelf staat in voor rechtsherstel.

5. Wie staat mij in de strijd terzijde,
zal mij van relschoppers bevrijden?
Had U mij niet geholpen, HEER,
dan leefde ik allang niet meer.
U hielp mij toen ik bijna viel.
Uw troost was vreugde voor mijn ziel.

6. Bent U een vriend van slechte mensen,
van rechters die de wet verwensen?
Wat maken zij hun handen vuil!
U bent de burcht waarin ik schuil.
HEER, als U eenmaal uitspraak doet
dan zwijgen schuldigen voorgoed.

1. God van vergelding, laat U horen!
Verschijn in glorie, treed naar voren.
Berecht de trotse mensen toch.
Hoelang, HEER, hoelang duurt het nog,
het goddeloze feestgejuich
van dat zelfingenomen tuig?

2. Ze richten, HEER, met grove zonden
uw volk, uw eigendom, te gronde.
Ze voeden vreemdelingenhaat,
vermoorden vrouw en kind op straat.
Ze spotten: ‘Niemand die het ziet;
de God van Jakob merkt het niet.’

3. Jij dwaas, kom eindelijk bij zinnen!
Wanneer laat jij de wijsheid binnen?
God vormt het oog en plant het oor –
en jij denkt: Hij heeft toch niets door?!
Zou Hij die alle mensen kent
niet straffen als je koppig bent?

4. Gelukkig wie zich wil bekeren,
wie van uw straffen graag wil leren.
U biedt hem rust en vrede aan,
maar dwazen zal het slecht vergaan.
Nooit zegt U, HEER, uw volk vaarwel;
Uzelf staat in voor rechtsherstel.

5. Wie staat mij in de strijd terzijde,
zal mij van relschoppers bevrijden?
Had U mij niet geholpen, HEER,
dan leefde ik allang niet meer.
U hielp mij toen ik bijna viel.
Uw troost was vreugde voor mijn ziel.

6. Bent U een vriend van slechte mensen,
van rechters die de wet verwensen?
Wat maken zij hun handen vuil!
U bent de burcht waarin ik schuil.
HEER, als U eenmaal uitspraak doet
dan zwijgen schuldigen voorgoed.

Open deze psalm in de app van DNP

Tekst: Jan Pieter Kuijper

© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden

De nieuwe psalmberijming

1. God van vergelding, laat U horen!
Verschijn in glorie, treed naar voren.
Berecht de trotse mensen toch.
Hoelang, HEER, hoelang duurt het nog,
het goddeloze feestgejuich
van dat zelfingenomen tuig?

2. Ze richten, HEER, met grove zonden
uw volk, uw eigendom, te gronde.
Ze voeden vreemdelingenhaat,
vermoorden vrouw en kind op straat.
Ze spotten: ‘Niemand die het ziet;
de God van Jakob merkt het niet.’

3. Jij dwaas, kom eindelijk bij zinnen!
Wanneer laat jij de wijsheid binnen?
God vormt het oog en plant het oor –
en jij denkt: Hij heeft toch niets door?!
Zou Hij die alle mensen kent
niet straffen als je koppig bent?

4. Gelukkig wie zich wil bekeren,
wie van uw straffen graag wil leren.
U biedt hem rust en vrede aan,
maar dwazen zal het slecht vergaan.
Nooit zegt U, HEER, uw volk vaarwel;
Uzelf staat in voor rechtsherstel.

5. Wie staat mij in de strijd terzijde,
zal mij van relschoppers bevrijden?
Had U mij niet geholpen, HEER,
dan leefde ik allang niet meer.
U hielp mij toen ik bijna viel.
Uw troost was vreugde voor mijn ziel.

6. Bent U een vriend van slechte mensen,
van rechters die de wet verwensen?
Wat maken zij hun handen vuil!
U bent de burcht waarin ik schuil.
HEER, als U eenmaal uitspraak doet
dan zwijgen schuldigen voorgoed.

1. God van vergelding, laat U horen!
Verschijn in glorie, treed naar voren.
Berecht de trotse mensen toch.
Hoelang, HEER, hoelang duurt het nog,
het goddeloze feestgejuich
van dat zelfingenomen tuig?

2. Ze richten, HEER, met grove zonden
uw volk, uw eigendom, te gronde.
Ze voeden vreemdelingenhaat,
vermoorden vrouw en kind op straat.
Ze spotten: ‘Niemand die het ziet;
de God van Jakob merkt het niet.’

3. Jij dwaas, kom eindelijk bij zinnen!
Wanneer laat jij de wijsheid binnen?
God vormt het oog en plant het oor –
en jij denkt: Hij heeft toch niets door?!
Zou Hij die alle mensen kent
niet straffen als je koppig bent?

4. Gelukkig wie zich wil bekeren,
wie van uw straffen graag wil leren.
U biedt hem rust en vrede aan,
maar dwazen zal het slecht vergaan.
Nooit zegt U, HEER, uw volk vaarwel;
Uzelf staat in voor rechtsherstel.

5. Wie staat mij in de strijd terzijde,
zal mij van relschoppers bevrijden?
Had U mij niet geholpen, HEER,
dan leefde ik allang niet meer.
U hielp mij toen ik bijna viel.
Uw troost was vreugde voor mijn ziel.

6. Bent U een vriend van slechte mensen,
van rechters die de wet verwensen?
Wat maken zij hun handen vuil!
U bent de burcht waarin ik schuil.
HEER, als U eenmaal uitspraak doet
dan zwijgen schuldigen voorgoed.

Tekst: Jan Pieter Kuijper

© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden

Gebruik in diensten

Wij willen u aanmoedigen de psalmen van De Nieuwe Psalmberijming binnen uw kerkelijke gemeenschap te zingen, uit te voeren, teksten af te drukken en/of liedteksten te projecteren.

Wij verwachten wel dat u een CCLi Licentie heeft afgesloten. Voor meer informatie CCLi Benelux. Gebruik voor deze psalm liednummer 7133407 bij uw rapportage aan CCLi.

Beamsheets

Download hieronder de beamsheets van deze psalm.

Beamsheets witte achtergrond (4:3)
Beamsheets zwarte achtergrond (4:3)


Beamsheets witte achtergrond (16:9)

Beamsheets zwarte achtergrond (16:9)

Melodie

Zetting Claude Goudimel, gespeeld door Dick Sanderman via Hauptwerk sampleset Zwolle

Alternatieve melodieën

Deze psalm kan ook gezongen worden op de melodie van:
- Psalm 80
- Psalm 105

1. Verschijn nu blinkend, God der wrake;
Dat eens Uw arm voor ons ontwake.
Vertoon Uw glansrijk aangezicht;
Gij, Rechter, die de wereld richt,
Sta op, verhef U en vergeld,
Hovaardigen hun trots geweld.

2. Hoe lang, HEER', zullen dan de bozen,
Hoe langen tijd de goddelozen
Nog hupp'len, vol van dart'le vreugd,
En laster braken op de deugd,
En spreken als in zegepraal,
Baldadig d' allerhardste taal?

3. 't Verbrijzeld volk, o HEER', moet bukken,
Daar zij Uw erfdeel wreed verdrukken;
De zwakke weeuw, van hulp ontbloot,
Wordt met den vreemdeling gedood.
Zelfs wordt d' onnooz'le wees vermoord;
Naar recht noch reden wordt gehoord.

4. Zij zeggen, stout op hun vermogen:
"De HEER' slaat op ons doen geen ogen,
De God van Jakob merkt het niet."
Let, onvernuftigen, en ziet;
Blijft g' eeuwig van verstand beroofd,
Gij, dwazen, die het licht verdooft?

5. Zou dan de Schepper, die onz' oren,
Geplant heeft, Zelf niet kunnen horen?
Zou Hij, die 't oog formeert, niet zien?
Zoudt Gij des Rechters wraak ontvlien,
Die volken straft, en wijsheid leert
Den mens, die wetenschap ontbeert ?

6. Neen, dwaas, de HEER' weet uw gedachten,
Dat z' ijdel Zijn bestuur verachten.
Welzalig is de man, o HEER',
Die door Uw tucht en hemelleer
Het nut der onderdrukking weet,
En voordeel trekt zelfs uit het leed.

7. Zo leert hij zich geduldig dragen,
Zo ziet hij 't eind der kwade dagen;
Zo wordt de roede zelfs gekust,
En d' onderwerping geeft hem rust,
Totdat de kuil gegraven wordt,
Waarin de zondaar nederstort.

8. De HEER' zal in dit moeilijk leven,
Zijn volk en erfdeel nooit begeven.
Het oordeel keert, vol majesteit,
Haast weder tot gerechtigheid;
Al wie oprecht is van gemoed,
Die merkt het op, en keurt het goed.

9. Wie helpt mij tegen al die bozen?
Wie wederstaat die goddelozen?
Zo mij de HEER', mijn schild en loon
Geen sterken bijstand had geboon,
Dan waar' mijn leven haast verkort,
En ik bijna in 't graf gestort.

10. Wanneer ik zei: "Mijn voeten glijden",
Toen hebt Gij mij gesterkt in 't lijden;
Wanneer mij 't afgepeinsde hart,
Door al mijn denken werd verward;
En ik in druk schier was gestikt,
Toen heeft Uw troost mijn ziel verkwikt.

11. Zou ooit de stoel der schand'lijkheden
Bij Uwen troon een plaats bekleden;
Die moeit' en wetten boos verdicht?
Zij rotten saam, en, wars van 't licht,
Verdrukken zij het vroom gemoed,
Ja, doemen zelfs 't onschuldig bloed.

12. De HEER', mijn Bondgod, was voor dezen,
Mijn hoog vertrek in al mijn vrezen,
Mijn steenrots en mijn toeverlaat.
Hij straft de bozen, wreekt hun kwaad,
En loont hun boosheid met den val;
't Is God, die hen verdelgen zal.

1. O God, Gij, Die een God zijt der wraken,
En hard straft al onrechte zaken,
Verschijn, toon U in 't openbaar.
Maak U op, Gij, Die richt 't aardrijk
Betaal den stouten al gelijk,
Naar verdienst' haars hoogmoeds zeer zwaar.

2. Hoe lang zullen de boze t' zamen
Hen des kwaads roemen zonder schamen
En hen verblijden met hoogmoed?
Hoe lang zullen zij roemen koen,
Die niet anders dan boosheid doen,
En stoutelijk poffen onvroet?

3. Zij slaan, o Heer, Uw volk aan stukken,
Uw erfdeel zij gans'lijk verdrukken,
Dan roven zij dat ganse land.
Weduwen en den vreemden man
Doden zij, en gaan vrij daarvan,
Ja spreken nog zonder verstand:

4. God en weet niet van onze werken,
God Jakobs kan noch zien noch merken
Ons doen, 't welk is beschikt zo fijn.
Merkt toch, mensen onwijs en zot,
Wilt gij blijven zo dwaas en bot,
En altijd zo uitzinnig zijn?

5. God, Die u heeft gemaakt de oren
En d' ogen, zoude Hij niet horen
Of zien? Zou Hij niet merken aan?
Hij, die de volkeren kastijdt,
En geeft verstand tot Zijnen tijd,
Zou Hij u niet straffen en slaan?

6. Doch de Heer weet 's mensen gedachten,
En dat zij met al hare krachten
IJdel zijn en ganselijk niet.
Wel hem dien Gij onderwijst, Heer,
En die ook in Uwes woords leer
Daag'lijks toeneemt met allen vliet.

7. Opdat hij hem niet en durft schromen,
Als de tijd zal wezen gekomen,
Die vol van angst wordt en weemoed.
Dewijl dat men den put uitgraaft
Voor hem, die steeds tot boosheid draaft,
't Welk 't eind is van zijnen voorspoed.

8. De Heer en zal niet gans verderven,
Noch verlaten 't volk Zijner erven,
Dat op Hem vast betrouwen zal.
Maar Hij zal Zijn gerechtigheid
Tonen; dan zullen met bescheid
De vromen Hem toevallen al.

9. Waar is hij, die mij is bijstandig,
Tegen de boosdaders vijandig,
En tegen deez' godd'lozen hier?
Had mij de Heer niet bijgestaan,
Ik waar lange t' onder gegaan,
Ja, mijn ziel waar in 't graf nu schier.

10. Ik dacht, dat mijn voet ongestadig
Schier viel, maar Uw goedheid genadig
Onderhield mij altijd, o Heer!
Mijn hart was vol droefheid en nood,
Maar Uw schoon vertroostinge groot
Heeft daarna mijn ziel verheugd zeer.

11. Wat hebt Gij gemeens met hen allen,
Die Uw volk zwaarlijk overvallen
Onder den schijn des rechts zeer goed?
Naar 't leven des vromen zij staan,
En storten hier en daar voortaan
Zeer wredelijk onschuldig bloed.

12. Maar God is mijn beschutting machtig,
Mijn toeverlaat en troost zeer krachtig;
Haar kwaad hun werd vergolden haast;
Hij zal ze uitroeien gemein,
Om hare misdaden niet klein;
God maakt ze teniet en verbaasd.

1. Verschijn in lichtglans, God der wrake!
Verhef U, dat uw toorn ontwake
over de trotsen en hun waan!
Wraak over hen die U weerstaan!
Gij Rechter, die de wereld richt,
toon hun uw toornend aangezicht.

2. Hoe lang nog zullen, Heer, de bozen,
hoe lang nog zullen goddelozen
zich vrolijk maken hier op aard?
Hoor toch, zij voeren onvervaard
het hoogste woord, zij pochen luid,
zij slaan de grootste laster uit.

3. Zie, Heer, hoe zij uw volk verdrukken,
uw erfdeel haast aan U ontrukken.
Zij slaan aan vreemden in uw land,
aan wees en weduwe de hand.
"God ziet het niet", zo klinkt hun spot,
"Hij merkt het toch niet , Jakobs God".

4. Wordt eind'lijk wijs! Wanneer, o dwazen,
staakt gij dit redeloze razen?
Wat denkt ge toch; zou Hij die 't oor
geplant heeft, missen het gehoor?
Zou Hij, die 't oog schiep, zelf misschien
een blinde zijn, niet kunnen zien?

5. Wie zal toch inzicht u verschaffen;
God, die zijn wet gaf, zou niet straffen?
God, die de mens zijn wegen leert,
zou dulden dat men Hem niet eert?
Hij kent het hart, Hij weet hoe klein
en ijdel 's mensen plannen zijn.

6. Gezegend is de mens, o Here,
dien Gij kastijdt, dien Gij wilt leren.
Bij U is hem het heil gewis,
wanneer de onheilsdag daar is.
Maar ieder die uw weg veracht
valt in de kuil, - hem wordt het nacht.

7. De Here zal zijn volk doen leven,
Hij zal zijn erfdeel nooit begeven.
De rechtspraak zal in heel het land
weer in de waarheid zijn geplant,
en ieder die de waarheid eert,
bemint het recht dat God ons leert.

8. Wie treedt voor mij de boze tegen,
wie wederstaat die onrecht plegen,
wie is mijn burcht, wie is mijn schild?
Als Gij, Heer, mij niet helpen wilt,
dan daal ik in de stilte af,
diep in de kilte van het graf.

9. Maar stortte ik soms bijna neder,
dan steunde Gij mij sterk en teder;
ik viel niet, want Gij hieldt mij vast.
Als in mijn hart de twijfel wast,
dan zijt Gij, Heer, mij zeer nabij
en met uw troost verkwikt Gij mij.

10. Kan in de schaduw van uw zetel
de stoel van hem staan, die vermetel
kwelt wie naar uwe wetten leeft,
onrecht voor 't hoogste recht uitgeeft,
als hij onschuldig lijden doet,
beschuldigend onschuldig bloed?

11. Maar God is mij een sterke veste,
Hij wendt het onrecht mij ten beste;
't komt op hun eigen hoofden neer.
Hij is mijn sterke tegenweer.
Ja, onze God en toeverlaat
verdelgt hen in hun eigen kwaad.

1. Verschijn in lichtglans, God der wrake!
Verhef U, dat uw toorn ontwake
over de trotsen en hun waan!
Wraak over hen die U weerstaan!
Gij Rechter, die de wereld richt,
toon hun uw toornend aangezicht.

2. Hoe lang nog zullen, Heer, de bozen,
hoe lang nog zullen goddelozen
zich vrolijk maken hier op aard?
Hoor toch, zij voeren onvervaard
het hoogste woord, zij pochen luid,
zij slaan de grootste laster uit.

3. Zie, Heer, hoe zij uw volk verdrukken,
uw erfdeel haast aan U ontrukken.
Zij slaan aan vreemden in uw land,
aan wees en weduwe de hand.
"God ziet het niet", zo klinkt hun spot,
"Hij merkt het toch niet , Jakobs God".

4. Wordt eind'lijk wijs! Wanneer, o dwazen,
staakt gij dit redeloze razen?
Wat denkt ge toch; zou Hij die 't oor
geplant heeft, missen het gehoor?
Zou Hij, die 't oog schiep, zelf misschien
een blinde zijn, niet kunnen zien?

5. Wie zal toch inzicht u verschaffen;
God, die zijn wet gaf, zou niet straffen?
God, die de mens zijn wegen leert,
zou dulden dat men Hem niet eert?
Hij kent het hart, Hij weet hoe klein
en ijdel 's mensen plannen zijn.

6. Gezegend is de mens, o Here,
dien Gij kastijdt, dien Gij wilt leren.
Bij U is hem het heil gewis,
wanneer de onheilsdag daar is.
Maar ieder die uw weg veracht
valt in de kuil, - hem wordt het nacht.

7. De Here zal zijn volk doen leven,
Hij zal zijn erfdeel nooit begeven.
De rechtspraak zal in heel het land
weer in de waarheid zijn geplant,
en ieder die de waarheid eert,
bemint het recht dat God ons leert.

8. Wie treedt voor mij de boze tegen,
wie wederstaat die onrecht plegen,
wie is mijn burcht, wie is mijn schild?
Als Gij, Heer, mij niet helpen wilt,
dan daal ik in de stilte af,
diep in de kilte van het graf.

9. Maar stortte ik soms bijna neder,
dan steunde Gij mij sterk en teder;
ik viel niet, want Gij hieldt mij vast.
Als in mijn hart de twijfel wast,
dan zijt Gij, Heer, mij zeer nabij
en met uw troost verkwikt Gij mij.

10. Kan in de schaduw van uw zetel
de stoel van hem staan, die vermetel
kwelt wie naar uwe wetten leeft,
onrecht voor 't hoogste recht uitgeeft,
als hij onschuldig lijden doet,
beschuldigend onschuldig bloed?

11. Maar God is mij een sterke veste,
Hij wendt het onrecht mij ten beste;
't komt op hun eigen hoofden neer.
Hij is mijn sterke tegenweer.
Ja, onze God en toeverlaat
verdelgt hen in hun eigen kwaad.

Bijbelteksten

Het uitgangspunt van De Nieuwe Psalmberijming is de Hebreeuwse grondtekst, niet een specifieke vertaling.

Ter referentie vindt u hieronder de links naar de tekst van de psalm in diverse Nederlandse vertalingen.