Psalm 9 en Psalm 10 vormen een eenheid. In Psalm 10 vervolgt de dichter dat het ingrijpen nog uitblijft en dat de goddeloze, degene die God als wetgever niet erkent, daardoor moed vat en meent dat het God niet kan schelen wat op aarde gebeurt. Wanneer er geen God is, is er ook geen objectieve basis voor goed gedrag van mensen. De schrijver ziet het onrecht en roept naar God. Waarom grijpt Hij niet in? Het pragmatisme viert hoogtij. De psalm eindigt niet in verhoring, maar in een belijden. De dichter stelt dat het God wel degelijk aan het hart gaat wat hier op aarde gebeurt. De belofte klinkt dat de zwakke en weduwe nooit meer opgejaagd zullen worden uit het land. Hoe God ingrijpt wordt niet vermeld; dát Hij ingrijpt staat vast. (bron: Studiebijbel).
We gebruiken cookies voor bijvoorbeeld Google Analytics en social media knoppen. Als je verder surft accepteer je onze cookies. Ja, primaNee, liever niet