Bundel De NieuwepsalmberijmingBestel nu

BUNDEL DE NIEUWE PSALMBERIJMING

De Nieuwe Psalmberijming bevat een nieuwe, eigentijdse berijming van alle 150 psalmen op de Geneefse melodieën.

Prijs: € 22,99

(gratis verzending binnen Nederland)

Ga direct naar psalm

Zoek op tekst:

Zoek op gelegenheid:

Schrijf je in voor de nieuwsbrief:

 

Psalm 65

1. Vanuit de stilte klinkt ons zingen,
God, die in Sion woont.
De dank voor al uw zegeningen
ontvangt U waar U troont.
U luistert als we tot U spreken.
Tot U komt al wat leeft.
De zonden konden mij niet breken,
omdat U ons vergeeft.

2. Gelukkig wie bij U vertoeven;
uw woning is ons thuis.
Daar mogen wij uw zegen proeven,
het goede van uw huis.
U antwoordt ons op grootse wijze.
U redt ons door uw hand.
De hele wereld zal U prijzen,
de zee, de lucht, het land.

3. De bergen plant U in de aarde;
U bent bekleed met macht.
De bulderende zee bedaarde,
bedwongen door uw kracht.
Uw wonderen doen volken buigen,
U tempert hun tumult.
Elk mens begint voor U te juichen,
met diep ontzag vervuld.

4. Met liefde zorgt U voor de akker.
Uw beek bevloeit het land.
U maakt de dorre aarde wakker,
besproeit die met uw hand.
U drenkt de voren, plet de kluiten;
rijk zegent U het graan.
Het jonge groen zal, niet te stuiten,
fris op de velden staan.

5. Dit wordt het kroonjaar van uw zegen,
van rijkdom die U schenkt.
Waar U verschijnt, drupt milde regen
die de woestijn doordrenkt.
De heuvels laten van zich horen.
De weiden zijn vol vee.
De dalen zijn bedekt met koren;
zij zingen vrolijk mee.

1. Vanuit de stilte klinkt ons zingen,
God, die in Sion woont.
De dank voor al uw zegeningen
ontvangt U waar U troont.
U luistert als we tot U spreken.
Tot U komt al wat leeft.
De zonden konden mij niet breken,
omdat U ons vergeeft.

2. Gelukkig wie bij U vertoeven;
uw woning is ons thuis.
Daar mogen wij uw zegen proeven,
het goede van uw huis.
U antwoordt ons op grootse wijze.
U redt ons door uw hand.
De hele wereld zal U prijzen,
de zee, de lucht, het land.

3. De bergen plant U in de aarde;
U bent bekleed met macht.
De bulderende zee bedaarde,
bedwongen door uw kracht.
Uw wonderen doen volken buigen,
U tempert hun tumult.
Elk mens begint voor U te juichen,
met diep ontzag vervuld.

4. Met liefde zorgt U voor de akker.
Uw beek bevloeit het land.
U maakt de dorre aarde wakker,
besproeit die met uw hand.
U drenkt de voren, plet de kluiten;
rijk zegent U het graan.
Het jonge groen zal, niet te stuiten,
fris op de velden staan.

5. Dit wordt het kroonjaar van uw zegen,
van rijkdom die U schenkt.
Waar U verschijnt, drupt milde regen
die de woestijn doordrenkt.
De heuvels laten van zich horen.
De weiden zijn vol vee.
De dalen zijn bedekt met koren;
zij zingen vrolijk mee.

Open deze psalm in de app van DNP

Tekst: Titia Lindeboom

© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden

De nieuwe psalmberijming

1. Vanuit de stilte klinkt ons zingen,
God, die in Sion woont.
De dank voor al uw zegeningen
ontvangt U waar U troont.
U luistert als we tot U spreken.
Tot U komt al wat leeft.
De zonden konden mij niet breken,
omdat U ons vergeeft.

2. Gelukkig wie bij U vertoeven;
uw woning is ons thuis.
Daar mogen wij uw zegen proeven,
het goede van uw huis.
U antwoordt ons op grootse wijze.
U redt ons door uw hand.
De hele wereld zal U prijzen,
de zee, de lucht, het land.

3. De bergen plant U in de aarde;
U bent bekleed met macht.
De bulderende zee bedaarde,
bedwongen door uw kracht.
Uw wonderen doen volken buigen,
U tempert hun tumult.
Elk mens begint voor U te juichen,
met diep ontzag vervuld.

4. Met liefde zorgt U voor de akker.
Uw beek bevloeit het land.
U maakt de dorre aarde wakker,
besproeit die met uw hand.
U drenkt de voren, plet de kluiten;
rijk zegent U het graan.
Het jonge groen zal, niet te stuiten,
fris op de velden staan.

5. Dit wordt het kroonjaar van uw zegen,
van rijkdom die U schenkt.
Waar U verschijnt, drupt milde regen
die de woestijn doordrenkt.
De heuvels laten van zich horen.
De weiden zijn vol vee.
De dalen zijn bedekt met koren;
zij zingen vrolijk mee.

1. Vanuit de stilte klinkt ons zingen,
God, die in Sion woont.
De dank voor al uw zegeningen
ontvangt U waar U troont.
U luistert als we tot U spreken.
Tot U komt al wat leeft.
De zonden konden mij niet breken,
omdat U ons vergeeft.

2. Gelukkig wie bij U vertoeven;
uw woning is ons thuis.
Daar mogen wij uw zegen proeven,
het goede van uw huis.
U antwoordt ons op grootse wijze.
U redt ons door uw hand.
De hele wereld zal U prijzen,
de zee, de lucht, het land.

3. De bergen plant U in de aarde;
U bent bekleed met macht.
De bulderende zee bedaarde,
bedwongen door uw kracht.
Uw wonderen doen volken buigen,
U tempert hun tumult.
Elk mens begint voor U te juichen,
met diep ontzag vervuld.

4. Met liefde zorgt U voor de akker.
Uw beek bevloeit het land.
U maakt de dorre aarde wakker,
besproeit die met uw hand.
U drenkt de voren, plet de kluiten;
rijk zegent U het graan.
Het jonge groen zal, niet te stuiten,
fris op de velden staan.

5. Dit wordt het kroonjaar van uw zegen,
van rijkdom die U schenkt.
Waar U verschijnt, drupt milde regen
die de woestijn doordrenkt.
De heuvels laten van zich horen.
De weiden zijn vol vee.
De dalen zijn bedekt met koren;
zij zingen vrolijk mee.

Tekst: Titia Lindeboom

© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden

Gebruik in diensten

Wij willen u aanmoedigen de psalmen van De Nieuwe Psalmberijming binnen uw kerkelijke gemeenschap te zingen, uit te voeren, teksten af te drukken en/of liedteksten te projecteren.

Wij verwachten wel dat u een CCLi Licentie heeft afgesloten. Voor meer informatie CCLi Benelux. Gebruik voor deze psalm liednummer 7133403 bij uw rapportage aan CCLi.

Beamsheets

Download hieronder de beamsheets van deze psalm.

Beamsheets witte achtergrond (4:3)
Beamsheets zwarte achtergrond (4:3)


Beamsheets witte achtergrond (16:9)

Beamsheets zwarte achtergrond (16:9)

Melodie

Zetting Claude Goudimel, gespeeld door Dick Sanderman via Hauptwerk sampleset Zwolle

Alternatieve melodieën

Deze psalm heeft dezelfde melodie als Psalm 72

Video-opname

1. De lofzang klimt uit Sions zalen
Tot U met stil ontzag;
Daar zal men U, o God, betalen,
Geloften, dag bij dag;
Gij hoort hen, die Uw heil verwachten,
O, Hoorder der gebeen;
Dies zullen allerlei geslachten,
Ootmoedig tot U treen.

2. Een stroom van ongerechtigheden
Had d' overhand op mij;
Maar ons weerspannig overtreden
Verzoent en zuivert Gij.
Welzalig, dien Gij hebt verkoren,
Dien G' uit al 't aards gedruis
Doet naad'ren, en Uw heilstem horen,
Ja, wonen in Uw huis.

3. Daar zal ons 't goede van Uw woning
Verzaden, reis op reis,
En 't heilig deel, o grote Koning,
Van Uw geducht paleis;
Gij, Gij zult vreselijke dingen
Ons, in gerechtigheid,
Doen horen, en ons blij doen zingen
Van 't heil, voor ons bereid.

4. O onze God, o vast vertrouwen
Van 't allerverste land,
Op Wien al 's aardrijks einden bouwen
En 't wijdstgelegen strand.
Gij, die de hemelhoge bergen,
Doet pal staan door Uw kracht,
Zodat zij vloed en stormen tergen,
Gij zijt omgord met macht.

5. 't Gebruis der zee doet Gij bedaren,
Daar Gij haar golven stilt;
't Rumoer der volken, als der baren,
Betoomt Gij, waar Gij wilt.
Wie d' einden dezer aard' bewonen,
Aanschouwen, dag aan dag,
De teek'nen, die Uw almacht tonen,
Met vrees en diep ontzag.

6. Gij geeft, dat d' uitgang van den morgen
En van den avond juicht,
En dat men U voor al Uw zorgen
Ootmoedig dank betuigt.
Het land bezoekt Gij met Uw zegen,
En, door U droog gemaakt,
Verrijkt Gij 't groot'lijks weer met regen,
Die tot den wortel raakt.

7. De Godsrivier doet G' overvloeien,
En op 't bereide land,
Het nuttig koren welig groeien;
Uw Goddelijke hand,
Maakt d' opgeploegde voren dronken,
Tot uit de weke kluit,
Waar 't dropp'lend nat is ingezonken,
Gezegend voedsel spruit.

8. Uw goedheid kroont de jaargetijen
Waar Gij Uw voetstap zet,
Daar doet Gij 't al ten zegen dijen;
Daar druipt het al van vet.
Het woeste veld vangt zelfs die droppen,
Zijn weide blijft niet droog;
De heuvels steken blijde toppen,
Met lachend groen omhoog.

9. De velden zijn bedekt met kudden;
De dalen zijn bekleed,
Met halmen, die van zwaarte schudden,
En lonen 's landmans zweet.
Zij juichen, elk op zijne wijze;
Uw eer klimt uit het stof;
Zij zingen, Uwen Naam ten prijze,
Uw goedheid en Uw lof.

1. Men looft U, Heer, met stemmen reine
Tot Sion openbaar;
De beloofde gaven gemeine
Betaalt men U ook daar.
En dewijl dat Gij daar wilt horen
't Gebed Uwes volks goed,
Zo zullen daar Uw uitverkoren
U vallen, Heer, te voet.

2. Al mijn misdaden en mijn zonden
Waren zeer groot en zwaar;
Maar Uw goedheid, niet om doorgronden,
Vergaf die al voorwaar.
Wel Hem, dien Gij hebt uitgelezen,
Dat hij bij U zij, Heer!
Die ook altijd bij U mag wezen,
Zonder te scheiden meer.

3. Wij zullen met d' heerlijkheid schone
Uwes huis verzaad zijn,
D' rijkdom, Heer! van 't huis Uwer wone
Zal ons wel voeden fijn.
Gij, Die naar Uw goedheid verheven
Ons beschermt en bewaart,
Zult ons een goed antwoorde geven,
Naar Uw kracht zeer vermaard.

4. 't Geheel aardrijk aan U Heer! hanget
Met een vertrouwen rein;
Al die dat grote meer omvanget,
Staan vast op U allein.
Gij maakt door Uw schrik'lijke krachten
Zeer vast de bergen groot;
Van sterkheid en van grote machten
Zijt Gij, o Heer! niet bloot.

5. Gij kunt ook dat brullen haast stillen
Des meers, als 't is beweegd.
De mensen ook, die woeden willen;
Gij haast te stillen pleegt.
Als de volkeren wel bemerken,
Die omher zijn, o Heer!
Deez' grote wonderlijke werken,
Zij zijn verwonderd zeer.

6. Heer! van den oosten tot den westen,
Naar Uw goedheid en woord,
Laat Gij voortkomen ons ten besten
Allerlei blijdschap voort.
Zo haast als droog is ons aardrijke,
Gij bezoekt dat voorwaar,
Met dauw en regen desgelijke,
Maakt Gij 't rijk en vruchtbaar.

7. 't Water springend uit de fonteine,
Maakt dit aardrijke goed
Tot tarw' en and're vruchten reine,
In groten overvloed.
De geploegde voren bekwame
Watert Gij t' zijner tijd;
Gij breekt 't aardrijk en zijn vrucht t' zamen,
Gij zeer gebenedijd.

8. Gij versiert dat jaar overvloedig
Met Uw goederen schoon,
En laat 't vette regenen goedig
Boven uit Uwen troon.
De hutten zelfs in de woestijne
Zijn vol vruchten meteen;
De bergen zeer vruchtbaar van wijne,
Staan lustig groot en kleen.

9. Dan ziet men in beemden en weiden
't Vee in groot getal gaan.
't Veld (van de bergen afgescheiden)
Ziet men vol koorne staan.
Alzo schijnt het aardrijk t' ontspringen
En te verblijden zeer;
Dies moeten wij juichen en zingen,
In U, van harten, Heer'.

1. De stilte zingt U toe, o Here,
in uw verheven oord.
Wij zullen ons naar Sion keren
waar Gij ons bidden hoort.
Daar zal men, Heer, tot u zich wenden,
tot U komt al wat leeft,
tot U, o redder uit ellende,
die alle schuld vergeeft.

2. Zalig wie door U uitverkoren
mag wonen in uw hof,
hoezeer hij door zijn schuld verloren
terneerlag in het stof.
Wij worden door U begenadigd
die heilig zijt en goed.
Gij die ons in uw huis verzadigt
met alle overvloed.

3. Gij antwoordt met geduchte daden,
Gij treedt voor ons in 't krijt.
God van ons heil, Gij gaat te rade
met uw gerechtigheid.
O Gij vertrouwen aller landen
die ver gelegen zijn,
Gij houdt het oordeel in uw handen,
de aard' is uw domein.

4. Gij plant de bergen vast in d' aarde,
omgord met heldenmoed.
Gij, die de heidentrots bedaarde,
stilt ook de watervloed.
De volkeren van verre vrezen
de tekens van uw macht,
U prijzend komt het licht gerezen,
het juicht tot in de nacht.

5. Gij komt het dorre land doorschrijden
met water uit uw beek
en tot een rijke oogst bereiden,
uw voetstap maakt het week.
Gij druipt uw zegen in de voren,
Gij roept het kiemend graan;
zo wordt het brood voor ons geboren
waar Gij zijt voorgegaan.

6. Gij kroont het jaar van uw genade.
Waar Gij getreden zijt
tooit de woestijn zich met een wade,
de heuvels zijn verblijd.
De weidegrond is wit van schapen,
het dal van koren blond.
Dit is het land door U geschapen,
uw lof schalt in het rond.

1. De lofzang klinkt uit Sions zalen
tot U met stil ontzag.
Daar zal men U, o God, betalen
geloften dag aan dag.
U hoort hen die uw heil verwachten,
o Hoorder van 't gebed.
Zo naderen al de geslachten
tot U, die 't leven redt.

2. Een stroom van ongerechtigheden
had d' overhand op mij,
maar U verzoent ons overtreden
en maakt van schuld ons vrij.
Welzalig die U hebt verkoren
om in uw heilig hof
te wonen om uw heil te horen,
te zingen tot uw lof.

3. Daar worden wij door U verzadigd
met heil voor ons bereid.
U antwoordt ons met grote daden
in uw gerechtigheid.
God van ons heil, o vast vertrouwen
van ieder volk en land,
en verste volkeren aanschouwen
de werken van uw hand.

4. U die de bergen op de aarde
gegrond hebt door uw macht
en die de woeste zee bedaarde,
U bent bekleed met kracht.
U stilt het luid rumoer der volken,
uw wondren vrezen zij.
Van morgenrood tot avondwolken
looft elk uw heerschappij.

5. Het land bezoekt U met uw zegen
en schenkt het overvloed.
U drenkt het met een milde regen,
die 't zaad ontkiemen doet.
Uw beek, vol water, vult de voren,
U laaft het akkerland.
Zo rust uw zegen op het koren,
de gave van uw hand.

6. U kroont het jaar, Heer, met uw zegen,
de steppe druipt van vet.
De heuvels juichen allerwegen,
waar U uw voet ook zet.
Met vee bekleedt U al de weiden,
met graan tooit zich het dal,
hun lied weerklinkt van alle zijden,
hun jubel overal.

Bijbelteksten

Het uitgangspunt van De Nieuwe Psalmberijming is de Hebreeuwse grondtekst, niet een specifieke vertaling.

Ter referentie vindt u hieronder de links naar de tekst van de psalm in diverse Nederlandse vertalingen.