Bundel De NieuwepsalmberijmingBestel nu

BUNDEL DE NIEUWE PSALMBERIJMING

De Nieuwe Psalmberijming bevat een nieuwe, eigentijdse berijming van alle 150 psalmen op de Geneefse melodieën.

Prijs: € 22,99

(gratis verzending binnen Nederland)

Ga direct naar psalm

Zoek op tekst:

Zoek op gelegenheid:

Schrijf je in voor de nieuwsbrief:

 

Psalm 34

1. Er gaat geen dag voorbij
dat ik niet dankbaar voor God zing.
Kom, deel in mijn verwondering,
want machtig groot is Hij.
Ik was op zoek naar Hem,
riep tot Hem in een zware tijd.
Hij heeft mij van mijn angst bevrijd.
Mijn dank geef ik nu stem.

2. Wie opzien naar de HEER
stralen van vreugde in zijn licht;
geen schaamrood kleurt meer hun gezicht;
Hij reikt zijn hand steeds weer.
Zijn engel houdt de wacht
en redt je als je voor Hem leeft.
Proef en geniet wat God je geeft.
Wie bij Hem schuilt vindt kracht.

3. Dien God en heb het goed.
Een leeuw zoekt hongerig naar buit,
maar jij komt nooit bedrogen uit;
jij deelt in overvloed.
Let op, mijn kind, wees wijs:
zoek je een prachtig vergezicht,
een weg die voor je open ligt,
een mooie levensreis?

4. Maak wat je zegt dan waar,
vertel geen leugens maar wees echt.
Ontloop het kwaad en leef oprecht,
zoek vrede voor elkaar.
Dan rust Gods oog op jou;
Hij richt zijn oor op wat je vraagt –
maar door de HEER wordt weggevaagd
wie slecht is, Hem ontrouw.

5. Wie roept geeft Hij gehoor.
Wie moeiten kennen koestert Hij.
Gebrokenen is Hij nabij;
vertrapten mogen door.
Niets blijft Gods kind bespaard,
toch wordt het steeds door Hem bevrijd.
De HEER weet van zijn breekbaarheid,
Hij redt en Hij bewaart.

6. Wie Gods geliefden haat
betaalt dat zeker met de dood.
Zijn schuld bij God is levensgroot;
hij boet voor al zijn kwaad.
Maar wie rechtvaardig leeft
en bij de HEER zijn toevlucht vindt,
mag leven als Gods eigen kind,
omdat God graag vergeeft.

1. Er gaat geen dag voorbij
dat ik niet dankbaar voor God zing.
Kom, deel in mijn verwondering,
want machtig groot is Hij.
Ik was op zoek naar Hem,
riep tot Hem in een zware tijd.
Hij heeft mij van mijn angst bevrijd.
Mijn dank geef ik nu stem.

2. Wie opzien naar de HEER
stralen van vreugde in zijn licht;
geen schaamrood kleurt meer hun gezicht;
Hij reikt zijn hand steeds weer.
Zijn engel houdt de wacht
en redt je als je voor Hem leeft.
Proef en geniet wat God je geeft.
Wie bij Hem schuilt vindt kracht.

3. Dien God en heb het goed.
Een leeuw zoekt hongerig naar buit,
maar jij komt nooit bedrogen uit;
jij deelt in overvloed.
Let op, mijn kind, wees wijs:
zoek je een prachtig vergezicht,
een weg die voor je open ligt,
een mooie levensreis?

4. Maak wat je zegt dan waar,
vertel geen leugens maar wees echt.
Ontloop het kwaad en leef oprecht,
zoek vrede voor elkaar.
Dan rust Gods oog op jou;
Hij richt zijn oor op wat je vraagt –
maar door de HEER wordt weggevaagd
wie slecht is, Hem ontrouw.

5. Wie roept geeft Hij gehoor.
Wie moeiten kennen koestert Hij.
Gebrokenen is Hij nabij;
vertrapten mogen door.
Niets blijft Gods kind bespaard,
toch wordt het steeds door Hem bevrijd.
De HEER weet van zijn breekbaarheid,
Hij redt en Hij bewaart.

6. Wie Gods geliefden haat
betaalt dat zeker met de dood.
Zijn schuld bij God is levensgroot;
hij boet voor al zijn kwaad.
Maar wie rechtvaardig leeft
en bij de HEER zijn toevlucht vindt,
mag leven als Gods eigen kind,
omdat God graag vergeeft.

Open deze psalm in de app van DNP

Tekst: Bob Vuijk

© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden

De nieuwe psalmberijming

1. Er gaat geen dag voorbij
dat ik niet dankbaar voor God zing.
Kom, deel in mijn verwondering,
want machtig groot is Hij.
Ik was op zoek naar Hem,
riep tot Hem in een zware tijd.
Hij heeft mij van mijn angst bevrijd.
Mijn dank geef ik nu stem.

2. Wie opzien naar de HEER
stralen van vreugde in zijn licht;
geen schaamrood kleurt meer hun gezicht;
Hij reikt zijn hand steeds weer.
Zijn engel houdt de wacht
en redt je als je voor Hem leeft.
Proef en geniet wat God je geeft.
Wie bij Hem schuilt vindt kracht.

3. Dien God en heb het goed.
Een leeuw zoekt hongerig naar buit,
maar jij komt nooit bedrogen uit;
jij deelt in overvloed.
Let op, mijn kind, wees wijs:
zoek je een prachtig vergezicht,
een weg die voor je open ligt,
een mooie levensreis?

4. Maak wat je zegt dan waar,
vertel geen leugens maar wees echt.
Ontloop het kwaad en leef oprecht,
zoek vrede voor elkaar.
Dan rust Gods oog op jou;
Hij richt zijn oor op wat je vraagt –
maar door de HEER wordt weggevaagd
wie slecht is, Hem ontrouw.

5. Wie roept geeft Hij gehoor.
Wie moeiten kennen koestert Hij.
Gebrokenen is Hij nabij;
vertrapten mogen door.
Niets blijft Gods kind bespaard,
toch wordt het steeds door Hem bevrijd.
De HEER weet van zijn breekbaarheid,
Hij redt en Hij bewaart.

6. Wie Gods geliefden haat
betaalt dat zeker met de dood.
Zijn schuld bij God is levensgroot;
hij boet voor al zijn kwaad.
Maar wie rechtvaardig leeft
en bij de HEER zijn toevlucht vindt,
mag leven als Gods eigen kind,
omdat God graag vergeeft.

1. Er gaat geen dag voorbij
dat ik niet dankbaar voor God zing.
Kom, deel in mijn verwondering,
want machtig groot is Hij.
Ik was op zoek naar Hem,
riep tot Hem in een zware tijd.
Hij heeft mij van mijn angst bevrijd.
Mijn dank geef ik nu stem.

2. Wie opzien naar de HEER
stralen van vreugde in zijn licht;
geen schaamrood kleurt meer hun gezicht;
Hij reikt zijn hand steeds weer.
Zijn engel houdt de wacht
en redt je als je voor Hem leeft.
Proef en geniet wat God je geeft.
Wie bij Hem schuilt vindt kracht.

3. Dien God en heb het goed.
Een leeuw zoekt hongerig naar buit,
maar jij komt nooit bedrogen uit;
jij deelt in overvloed.
Let op, mijn kind, wees wijs:
zoek je een prachtig vergezicht,
een weg die voor je open ligt,
een mooie levensreis?

4. Maak wat je zegt dan waar,
vertel geen leugens maar wees echt.
Ontloop het kwaad en leef oprecht,
zoek vrede voor elkaar.
Dan rust Gods oog op jou;
Hij richt zijn oor op wat je vraagt –
maar door de HEER wordt weggevaagd
wie slecht is, Hem ontrouw.

5. Wie roept geeft Hij gehoor.
Wie moeiten kennen koestert Hij.
Gebrokenen is Hij nabij;
vertrapten mogen door.
Niets blijft Gods kind bespaard,
toch wordt het steeds door Hem bevrijd.
De HEER weet van zijn breekbaarheid,
Hij redt en Hij bewaart.

6. Wie Gods geliefden haat
betaalt dat zeker met de dood.
Zijn schuld bij God is levensgroot;
hij boet voor al zijn kwaad.
Maar wie rechtvaardig leeft
en bij de HEER zijn toevlucht vindt,
mag leven als Gods eigen kind,
omdat God graag vergeeft.

Tekst: Bob Vuijk

© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden

Gebruik in diensten

Wij willen u aanmoedigen de psalmen van De Nieuwe Psalmberijming binnen uw kerkelijke gemeenschap te zingen, uit te voeren, teksten af te drukken en/of liedteksten te projecteren.

Wij verwachten wel dat u een CCLi Licentie heeft afgesloten. Voor meer informatie CCLi Benelux. Gebruik voor deze psalm liednummer 7133392 bij uw rapportage aan CCLi.

Beamsheets

Download hieronder de beamsheets van deze psalm.

Beamsheets witte achtergrond (4:3)
Beamsheets zwarte achtergrond (4:3)


Beamsheets witte achtergrond (16:9)

Beamsheets zwarte achtergrond (16:9)

Bladmuziek Psalternatief

Psalternatief is een project voor psalm en band. De bladmuziek is uitgeschreven met tekst, melodie en akkoordsymbolen.
Download hier de bladmuziek

Melodie

Zetting Claude Goudimel, gespeeld door Dick Sanderman via Hauptwerk sampleset Zwolle

Video-opname

1. Ik loof den HEER', mijn God,
Mijn zang klimm' op naar 't hemelhof;
Mijn mond zing' eeuwig tot Zijn lof,
Om mijn gelukkig lot.
Mijn ziel, loof d' Opperheer;
't Zachtmoedig volk zal 't straks verstaan,
Door vreugd met u zijn aangedaan
En juichen tot Zijn eer.

2. Komt, maakt God met mij groot,
Verbreidt, verhoogt, met hart en stem,
Den nooit volprezen Naam van Hem,
Die ons behoedt in nood.
Ik zocht in mijn gebed
Den HEER', ootmoedig met geween.
Hij heeft mij in angstvalligheen,
Geantwoord, mij gered.

3. Zij sloegen 't oog op God;
Zij liepen als een stroom Hem aan.
Hij liet hen nimmer schaamrood staan,
En wendde straks hun lot.
Hij, die door smart op smart,
Gedrukt werd, zond tot God zijn bee.
Terstond verdween 't ondraaglijk wee,
Uit zijn benepen hart.

4. Des HEEREN engel schaart
Een onverwinb're hemelwacht,
Rondom hem, die Gods wil betracht.
Dus is hij wel bewaard.
Komt, smaakt nu en beschouwt
De goedheid van d' Alzegenaar.
Welzalig hij, die in gevaar,
Alleen op Hem betrouwt.

5. Vreest, vreest Hem t' allen tijd',
Gij, heiligen, daar g' ondervindt,
Dat hij, die God vreest en bemint,
Gebrek noch schade lijdt.
In honger komt noch moed,
Noch kracht den jongen leeuw te baat,
Maar die den HEER' zoekt vroeg en laat,
Mist nimmer 't nodig goed.

6. Komt, kindren, hoort naar mij,
Neem mijn' getrouwen raad in acht.
Ik leer, opdat g' uw plicht betracht,
Wat 's HEEREN vreze zij.
Hebt gij in 't leven lust
In dagen, waar men 't goed' in ziet,
Waarin men vrij is van verdriet,
Waar niets ons heil ontrust?

7. Houdt dan uw tong in toom.
Dat zij nooit schand'lijk spreek' of smaal';
Dat nooit bedrog of logentaal
Op uwe lippen koom'.
Betreedt het rechte spoor;
Veracht het kwaad; jaagt naar den vree.
God ziet de vromen, en hun bee
Geeft Hij altoos gehoor.

8. God slaat een gram gezicht
Op bozen, die Hem tegenstaan.
Hij doet hun naam met hen vergaan
Door 't hoogste strafgericht.
Maar Hij ziet gunstig neer
Op hem, die naar Zijn wetten leeft:
God is het, Die hem uitkomst geeft,
Zijn groten Naam ter eer.

9. God is 't verbroken hart,
't Verbrijzeld en bedrukt gemoed,
Te allen tijd' nabij en goed,
In tegenheid en smart.
Veel wederwaardigheen,
Veel rampen zijn des vromen lot;
Maar uit die alle redt hem God:
Hij is zijn heil alleen.

10. God zorgt, als 't leed genaakt,
Dat hij niet gans ternederstort';
Dat hem geen been gebroken word';
't Is God, die hem bewaakt.
De snode boosheid baart
Den goddeloze vloek en dood;
Daar hij, die d' onschuld stout verstoot,
Zelf schuldig wordt verklaad.

11. De HEER' verlost en spaart
Zijn volk, dat op Zijn hulp vertrouwt.
Het zal, door Hem in gunst beschouwd,
Niet schuldig zijn verklaard.

1. Ik wil, zijnde verblijd,
God prijzen ende maken groot;
Mijn mond zal nu Zijnen lof bloot
Verkonden breed en wijd.
Ik heb geen ander vreugd,
Dan dat geprezen zij de Heer;
Opdat zij die benauwd zijn zeer,
Daardoor werden verheugd.

2. Prijst God met mij gemeen
Ende maakt zeer groot Zijnen Naam;
Elk van ons love Hem bekwaam,
Wij die hier zijn bijeen.
Mijn God heeft mij verhoord,
Als ik Hem van harte riep aan;
Uit angst, waarmee ik was bevaan,
Trok Hij mij naar Zijn woord.

3. Die onzen God aanziet,
Die zal verlicht wezen zeer klaar;
Hij zal ook nimmermeer voorwaar
Beschaamd zijn in 't verdriet.
D' arme heeft in den nood
Geroepen, en God heeft zeer goed
Hem verlost uit den tegenspoed,
Uit angst en uit aanstoot.

4. D' engelen hebben vrij,
Rondom den vromen fijn gemaakt
Haren leger ende gewaakt,
Opdat elk zeker zij.
Proeft en smaakt in 't gemein,
Hoe de Heer lieflijk zij en zoet.
Welzalig is hij, wiens gemoed
Vast staat op God allein.

5. Vreest God met harten rein,
Gij al Zijn heiligen met vliet;
Want die Hem vrezen, dien zal niet
Ontbreken groot noch klein.
De leeuw verhongert wreed,
Vindt dikwijls geen aas, waar hij gaat;
Maar door Gods kracht werd hij verzaad,
Die Hem bidt met bescheed.

6. Komt gij kinderen al,
En mij wel naarstiglijk toehoort;
De vreze Godes uit Zijn woord
Ik u wel leren zal.
Wie is 't van u all' t' zaam,
Die een goed lang leven zien wil?
Ook in ruste te wezen stil,
En in vrede bekwaam?

7. Uwe tonge bewaart,
Dat zij toch niet en spreek' onrecht,
Dat gij den mense goed en slecht
Met bedrog niet bezwaart.
Vliedt 't kwade, 't goede doet;
Zoekt den vreed' en dien ook najaagt;
Want God zoekt die, ende Hij vraagt
Naar hen, die steeds doen goed.

8. God zeer enst'lijk aanziet
De schalken en ook haar boos werk;
Hij zal maken, door Zijn kracht sterk,
Haren naam gans tot niet.
De vroom' in dit ellend'
Bidden God en worden verhoord.
Hij behoedt z' ook altijd nu voort;
Tot haar hulp Hij Hem wendt.

9. Bij den harten benauwd,
Is God zeer goedertier altijd;
Hij helpt uit lijden, nood en strijd,
Die Hij daarin aanschouwt,
Die vroom is van gemoed,
Zal zeer veel lijden overal;
Maar God hem haast vrij maken zal
Van kruis en tegenspoed.

10. Onze God wel bewaart
Zijn benen, zodat daar niet een
Van al gebroken werd ontweën,
Nog enigszins bezwaard.
Maar de boze met kracht
Werd verdorven door zijn misdaad;
En die den oprechten doet kwaad,
Zal vergaan gans veracht.

11. God zal steeds gadeslaan
De vromen, die hem dienen blij.
Die op den Heer vertrouwen vrij.
Blijven eeuwiglijk staan.

1. Ik loof den Heer altijd.
Steeds zingt mijn mond zijn lof, zijn eer.
Ja, ik beroem mij op den Heer
en prijs zijn hoog beleid.
Gods kleinen horen mij
en zij verheugen zich tezaam.
Verheft met mij des Heren naam,
zegent dien en weest blij.

2. 'k Heb naar den Heer gevraagd
en Hij beantwoordt mijn gebed.
Hij heeft mij van mijn angst gered,
en mijn verlossing daagt.
Die opzien naar den Heer,
zij zullen blinken in het licht,
geen schaamrood is op hun gezicht,
nooit slaan zij d' ogen neer.

3. Een arme riep in nood.
De Here hoorde naar zijn stem,
God, die in al zijn angsten hem
uitzicht en redding bood.
Rondom Gods knechten staat
des Heren engel als een wacht.
Hij weert des vijands overmacht
en redt hen van het kwaad.

4. Komt nader, ziet en proeft,
opdat men smake naar waardij
des Heren goedheid. Zalig hij
die veilig bij Hem toeft.
Die thuis hoort in Gods kring,
dient met ontzag zijn hoog bewind.
Zelfs waar de leeuw geen voedsel vindt
wacht u verzadiging.

5. Komt kind'ren, hoort mij aan.
Wie vindt een leven lang en goed?
Hij die Gods wil met vreugde doet
en in zijn dienst wil staan.
Weerhoud uw tong van kwaad
zodat gij niemand schade doet.
wijk van het kwade en doe goed,
sticht vrede metterdaad.

6. Wie houdt het rechte spoor,
Gods oog is hem een vriendlijk licht,
en wie zich smekend tot Hem richt,
vindt bij Hem open oor.
Maar Gods geducht gelaat
treft alle bozen met zijn vloek.
Hij delgt hun namen uit zijn boek,
hun heugenis vergaat.

7. Wie God roept hoort Hij aan
en Hij verlost wie is benard.
Hij zal gebrokenen van hart
in gunst terzijde staan.
Wie 's Heren wet betracht
vindt in de wereld droefenis,
maar God, die zijn verlosser is,
blijft op zijn heil bedacht.

8. God laat hem nooit alleen;
Hij die zijn beenderen behoedt,
ziet toe, dat hem geen kwaad ontmoet,
gebroken wordt er geen.
Maar goddelozen gaan
te gronde aan hun eigen kwaad.
Een ieder die Gods knechten haat
zal voor Hem schuldig staan.

9. De Heer verlost en spaart
het leven van wie Hem bemint.
Al wie bij God zijn toevlucht vindt
wordt schuldeloos verklaard.

1. Ik zing voor God, de Heer.
Hem prijs ik al mijn levenstijd.
In Hem, wie ik mijn loflied wijd,
is al mijn roem en eer.
Hoor blij mijn zingen aan,
u, die ootmoedig bent in nood.
Kom, maak met mij de Here groot
en prijs zijn grote naam.

2. Hem zocht ik in gebed.
Hij heeft geantwoord op mijn klacht.
Uit al wat mij verschrikking bracht,
heeft mij de Heer gered.
Zij slaan op Hem het oog,
de vreugde straalt van hun gelaat.
Wie in benauwdheid tot Hem gaat
verlost Hij van omhoog.

3. Des Heren Engel schaart
zich als een grote legermacht
rondom hem die Gods wil betracht:
zo is hij welbewaard.
Proeft allen en aanschouwt
de goedheid van Gods vaderhart.
Gezegend wie in nood en smart
alleen op Hem vertrouwt.

4. Vrees God, de Heer, die leeft,
u die aan Hem bent toegewijd.
Want wie Hem vreest ontvangt altijd
al wat hij nodig heeft.
Een jonge leeuw vol moed,
lijdt wel ontbering telkens weer,
maar wie 't verwacht van God de Heer
mist nimmer enig goed.

5. Hoort, kinderen, mijn woord,
dat u des Heren vreze leert:
als u het goede deel begeert
en 't leven u bekoort,
houdt dan, hoe het ook ga,
uw tong in toom, pleegt geen verraad.
Maar doet het goede, haat het kwaad
en jaagt de vrede na.

6. God neemt oprechten aan,
toont hun zijn vriendelijk gelaat.
Maar wie zich toelegt op het kwaad
doet Hij voorgoed vergaan.
Zie, elk die in gebed
Hem aanroept, pleitend op zijn woord,
wordt zeker door de Heer verhoord
en uit zijn nood gered.

7. De Here God geneest
hen die gebroken zijn van hart
en Hij verlost van zorg en smart
hun diep verslagen geest.
Veel ramspoed, zorg en strijd
ontmoet de vrome keer op keer,
maar altijd redt Hem God de Heer,
die veilig hem geleidt.

8. Gods kind kan veilig gaan,
wordt voor verbrijzeling behoed,
terwijl de goddeloze boet
voor wat hij heeft gedaan.
Verlossing is bereid
voor hem die op de Heer vertrouwt,
zodat hij straks zijn God aanschouwt,
van schuld en straf bevrijd.

Bijbelteksten

Het uitgangspunt van De Nieuwe Psalmberijming is de Hebreeuwse grondtekst, niet een specifieke vertaling.

Ter referentie vindt u hieronder de links naar de tekst van de psalm in diverse Nederlandse vertalingen.