Bundel De NieuwepsalmberijmingBestel nu

BUNDEL DE NIEUWE PSALMBERIJMING

De Nieuwe Psalmberijming bevat een nieuwe, eigentijdse berijming van alle 150 psalmen op de Geneefse melodieën.

Prijs: € 22,99

(gratis verzending binnen Nederland)

Ga direct naar psalm

Zoek op tekst:

Zoek op gelegenheid:

Schrijf je in voor de nieuwsbrief:

 

Psalm 42

1. Als een uitgeputte hinde
die naar stromend water smacht,
zo verlang ik U te vinden,
God, mijn levensbron, mijn kracht.
Ik heb dorst, mijn hart lijdt pijn:
Wanneer zal ik bij Hem zijn?
Wanneer zal ik Hem ontmoeten,
zal zijn glimlach mij begroeten?

2. Alle nachten, alle dagen
eet ik bitter tranenbrood.
Heel de dag door hoor ik vragen:
‘Is die God van jou soms dood?’
Ach, wat weet ik het nog goed
hoe ik meeliep in de stoet;
opgetogen klonk ons zingen
als we naar Gods woning gingen.

3. Waarom, ziel, zo aangeslagen?
Waarom boordevol verdriet?
Hoop op God en laat je dragen.
Hij vergeet je zeker niet.
Want de dag komt – heb geduld! –
dat je Hem aanbidden zult.
Straks zal ik zijn naam belijden:
Hij zal mij opnieuw bevrijden.

4. God, mijn ziel is neergebogen,
diep verdrietig, opgebrand –
maar ik houd U toch voor ogen
in dit afgelegen land.
Watervloed roept watervloed;
noodweer slaat me tegemoet.
Radeloos raak ik bedolven
onder zware, zwarte golven.

5. God zal toch zijn goedheid tonen;
ik kan zingen, dag en nacht.
Als mijn tegenstanders honen
kom ik bij Hem met mijn klacht:
‘Waarom loop ik in het zwart
met een doodsteek in mijn hart?
Waarom wordt mij toegebeten:
“Hij is jou allang vergeten”?’

6. Waarom, ziel, zo aangeslagen?
Waarom boordevol verdriet?
Hoop op God en laat je dragen.
Hij vergeet je zeker niet.
Want de dag komt – heb geduld! –
dat je Hem aanbidden zult.
Straks zal ik zijn naam belijden:
Hij zal mij opnieuw bevrijden.

1. Als een uitgeputte hinde
die naar stromend water smacht,
zo verlang ik U te vinden,
God, mijn levensbron, mijn kracht.
Ik heb dorst, mijn hart lijdt pijn:
Wanneer zal ik bij Hem zijn?
Wanneer zal ik Hem ontmoeten,
zal zijn glimlach mij begroeten?

2. Alle nachten, alle dagen
eet ik bitter tranenbrood.
Heel de dag door hoor ik vragen:
‘Is die God van jou soms dood?’
Ach, wat weet ik het nog goed
hoe ik meeliep in de stoet;
opgetogen klonk ons zingen
als we naar Gods woning gingen.

3. Waarom, ziel, zo aangeslagen?
Waarom boordevol verdriet?
Hoop op God en laat je dragen.
Hij vergeet je zeker niet.
Want de dag komtheb geduld! –
dat je Hem aanbidden zult.
Straks zal ik zijn naam belijden:
Hij zal mij opnieuw bevrijden.

4. God, mijn ziel is neergebogen,
diep verdrietig, opgebrand –
maar ik houd U toch voor ogen
in dit afgelegen land.
Watervloed roept watervloed;
noodweer slaat me tegemoet.
Radeloos raak ik bedolven
onder zware, zwarte golven.

5. God zal toch zijn goedheid tonen;
ik kan zingen, dag en nacht.
Als mijn tegenstanders honen
kom ik bij Hem met mijn klacht:
‘Waarom loop ik in het zwart
met een doodsteek in mijn hart?
Waarom wordt mij toegebeten:
“Hij is jou allang vergeten”?’

6. Waarom, ziel, zo aangeslagen?
Waarom boordevol verdriet?
Hoop op God en laat je dragen.
Hij vergeet je zeker niet.
Want de dag komtheb geduld! –
dat je Hem aanbidden zult.
Straks zal ik zijn naam belijden:
Hij zal mij opnieuw bevrijden.

Open deze psalm in de app van DNP

Tekst: Arie Maasland

© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden

De nieuwe psalmberijming

1. Als een uitgeputte hinde
die naar stromend water smacht,
zo verlang ik U te vinden,
God, mijn levensbron, mijn kracht.
Ik heb dorst, mijn hart lijdt pijn:
Wanneer zal ik bij Hem zijn?
Wanneer zal ik Hem ontmoeten,
zal zijn glimlach mij begroeten?

2. Alle nachten, alle dagen
eet ik bitter tranenbrood.
Heel de dag door hoor ik vragen:
‘Is die God van jou soms dood?’
Ach, wat weet ik het nog goed
hoe ik meeliep in de stoet;
opgetogen klonk ons zingen
als we naar Gods woning gingen.

3. Waarom, ziel, zo aangeslagen?
Waarom boordevol verdriet?
Hoop op God en laat je dragen.
Hij vergeet je zeker niet.
Want de dag komt – heb geduld! –
dat je Hem aanbidden zult.
Straks zal ik zijn naam belijden:
Hij zal mij opnieuw bevrijden.

4. God, mijn ziel is neergebogen,
diep verdrietig, opgebrand –
maar ik houd U toch voor ogen
in dit afgelegen land.
Watervloed roept watervloed;
noodweer slaat me tegemoet.
Radeloos raak ik bedolven
onder zware, zwarte golven.

5. God zal toch zijn goedheid tonen;
ik kan zingen, dag en nacht.
Als mijn tegenstanders honen
kom ik bij Hem met mijn klacht:
‘Waarom loop ik in het zwart
met een doodsteek in mijn hart?
Waarom wordt mij toegebeten:
“Hij is jou allang vergeten”?’

6. Waarom, ziel, zo aangeslagen?
Waarom boordevol verdriet?
Hoop op God en laat je dragen.
Hij vergeet je zeker niet.
Want de dag komt – heb geduld! –
dat je Hem aanbidden zult.
Straks zal ik zijn naam belijden:
Hij zal mij opnieuw bevrijden.

1. Als een uitgeputte hinde
die naar stromend water smacht,
zo verlang ik U te vinden,
God, mijn levensbron, mijn kracht.
Ik heb dorst, mijn hart lijdt pijn:
Wanneer zal ik bij Hem zijn?
Wanneer zal ik Hem ontmoeten,
zal zijn glimlach mij begroeten?

2. Alle nachten, alle dagen
eet ik bitter tranenbrood.
Heel de dag door hoor ik vragen:
‘Is die God van jou soms dood?’
Ach, wat weet ik het nog goed
hoe ik meeliep in de stoet;
opgetogen klonk ons zingen
als we naar Gods woning gingen.

3. Waarom, ziel, zo aangeslagen?
Waarom boordevol verdriet?
Hoop op God en laat je dragen.
Hij vergeet je zeker niet.
Want de dag komtheb geduld! –
dat je Hem aanbidden zult.
Straks zal ik zijn naam belijden:
Hij zal mij opnieuw bevrijden.

4. God, mijn ziel is neergebogen,
diep verdrietig, opgebrand –
maar ik houd U toch voor ogen
in dit afgelegen land.
Watervloed roept watervloed;
noodweer slaat me tegemoet.
Radeloos raak ik bedolven
onder zware, zwarte golven.

5. God zal toch zijn goedheid tonen;
ik kan zingen, dag en nacht.
Als mijn tegenstanders honen
kom ik bij Hem met mijn klacht:
‘Waarom loop ik in het zwart
met een doodsteek in mijn hart?
Waarom wordt mij toegebeten:
“Hij is jou allang vergeten”?’

6. Waarom, ziel, zo aangeslagen?
Waarom boordevol verdriet?
Hoop op God en laat je dragen.
Hij vergeet je zeker niet.
Want de dag komtheb geduld! –
dat je Hem aanbidden zult.
Straks zal ik zijn naam belijden:
Hij zal mij opnieuw bevrijden.

Tekst: Arie Maasland

© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden

Gebruik in diensten

Wij willen u aanmoedigen de psalmen van De Nieuwe Psalmberijming binnen uw kerkelijke gemeenschap te zingen, uit te voeren, teksten af te drukken en/of liedteksten te projecteren.

Wij verwachten wel dat u een CCLi Licentie heeft afgesloten. Voor meer informatie CCLi Benelux. Gebruik voor deze psalm liednummer 7066957 bij uw rapportage aan CCLi.

Beamsheets

Download hieronder de beamsheets van deze psalm.

Beamsheets witte achtergrond (4:3)
Beamsheets zwarte achtergrond (4:3)


Beamsheets witte achtergrond (16:9)

Beamsheets zwarte achtergrond (16:9)

Melodie

Zetting Claude Goudimel, gespeeld door Dick Sanderman via Hauptwerk sampleset Zwolle

Spotify

Alternatieve melodieën

Deze psalm kan ook gezongen worden op de melodie van:
- Bachkoraal uit Mat. Passion 'Bin ich gleich von dir gewichen'

Video-opname

1. 't Hijgend hert, der jacht ontkomen,
Schreeuwt niet sterker naar 't genot
Van de frisse waterstromen,
Dan mijn ziel verlangt naar God.
Ja, mijn ziel dorst naar den HEER';
God des levens, ach, wanneer
Zal ik naad'ren voor Uw ogen,
In Uw huis Uw Naam verhogen?

2. 'k Heb mijn tranen, onder 't klagen,
Tot mijn spijze, dag en nacht;
Daar mij spotters durven vragen;
"Waar is God, dien gij verwacht?",
Mijn benauwde ziel versmelt,
Als zij zich voor ogen stelt,
Hoe ik onder stem en snaren,
Feest hield met Gods blijde scharen.

3. O mijn ziel, wat buigt g' u neder?
Waartoe zijt g' in mij ontrust?
Voed het oud vertrouwen weder;
Zoek in 's Hoogsten lof uw lust;
Want Gods goedheid zal uw druk
Eens verwiss'len in geluk.
Hoop op God, sla 't oog naar boven;
Want ik zal Zijn Naam nog loven.

4. 'k Denk aan U, o God, in 't klagen,
Uit de landstreek der Jordaan.
Van mijn leed doe 'k Hermon wagen;
'k Roep van 't klein gebergt' U aan.
'k Zucht, daar kolk en afgrond loeit,
Daar 't gedruis der waat'ren groeit,
Daar Uw golven, daar Uw baren
Mijn benauwde ziel vervaren.

5. Maar de HEER' zal uitkomst geven,
Hij, die 's daags Zijn gunst gebiedt.
'k Zal in dit vertrouwen leven,
En dat melden in mijn lied;
'k Zal Zijn lof zelfs in den nacht
Zingen, daar ik Hem verwacht;
En mijn hart, wat mij moog' treffen,
Tot den God mijns levens heffen.

6. 'k Zal tot God, mijn steenrots, spreken:
"Waarom, HEER', vergeet Gij mij?
'k Ga in 't zwart, door rouw bezweken,
Om mijns vijands dwing'landij,
Die mij hoont, mij 't hart doorboort,
Dat gestaag deez' last'ring hoort:
Waar is God, op Wien gij bouwdet,
En aan Wien g' uw zaak vertrouwdet?"

7. O mijn ziel, wat buigt g' u neder?
Waartoe zijt g' in mij ontrust?
Voed het oud vertrouwen weder;
Zoek in 's Hoogsten lof uw lust;
Menigwerf heeft Hij uw druk
Doen verand'ren in geluk;
Hoop op Hem, sla 't oog naar boven.
Ik zal God, mijn God, nog loven.

1. Als een hert gejaagd, o Heere,
Dat verse water begeert,
Alzo dorst mijn ziel ook zere
Naar U, mijn God hooggeëerd,
En spreekt bij haar met geklag:
O Heer, wanneer komt die dag,
Dat ik toch bij U zal wezen,
En zien Uw aanschijn geprezen?

2. Mijn tranen ende mijn klachten
Zijn mijn spijs, die mij steeds voedt;
Als men mij vraagt met verachten,
Waar is nu Uw God zo goed?
Ik smelt als ik denk daaraan,
Hoe ik voormaals placht te gaan
Met een hoop volks hier te lande,
Om U, Heer, te doen off'rande.

3. Waarom wilt gij u zo kwellen
En beroerd zijn, o ziel mijn?
Wil gans uw hoop op God stellen,
Van u zal Hij gedankt zijn,
Als Hij door Zijn aanschijn klaar,
Zal wegnemen uw kruis zwaar.
Dies, o God, van mij niet wijket,
Want mijn hart mij gans bezwijket.

4. In ben uwes zeer gedachtig,
Ook aan des Jordanen kant,
En Uwer goedheid zeer krachtig
In Hermon, dat koude land,
En aan Misar den berg bloot,
Daar d' een diepte d' ander groot
Toeschreit, en daar de tempeesten
Over mij gaan minst en meesten.

5. Al de grote waterstromen
Zijn Heer, over mij gegaan,
En mij over 't hoofd gekomen;
Maar Gij hebt mij bijgestaaan.
's Daags toont Gij mij Uw goedheid
En 's nachts Uw barmhartigheid;
Dies zal ik U Heer belijden;
Gij hoedt mijn ziel t' allen tijden.

6. Ik sprak tot God: o God krachtig,
Waarom vergeet Gij mij gaar?
Waarom moet ik wezen klachtig
Benauwd door de booz' eenpaar?
Ik gevoel haar smaden kwaad,
't Welk mij door de benen gaat,
Als zij tot Uwe onere
Spreken: Waar blijft nu de Heere?

7. Waarom wilt gij u zo kwellen
En beroerd zijn, o ziel mijn?
Wil gans uw hoop op God stellen,
Van u zal Hij gedankt zijn.
Omdat Hij is, zo men ziet,
Mijn heil die mij gunste biedt.
Dies mijn ziel, wil u verblijden,
God is 't Dien ik bid in 't lijden.

1. Evenals een moede hinde
naar het klare water smacht,
schreeuwt mijn ziel om God te vinden,
die ik ademloos verwacht.
Ja, ik zoek zijn aangezicht,
God van leven, God van licht.
Wanneer zal ik Hem weer loven,
juichend staan in zijn voorhoven?

2. Tranen heb ik onder 't klagen
tot mijn spijze dag en nacht
als mijn haters honend vragen;
"Waar is God dien gij verwacht?"
Ik gedenk hoe ik vooraan
in de reien op mocht gaan,
om mijn dank Hem op te dragen
in zijn Huis op hoogtijdagen.

3. Hart onrustig, vol van zorgen,
vleugellam geslagen ziel,
hoop op God en wees geborgen.
Hij verheft wie nederviel.
Eens verschijn ik voor den Heer,
vindt mijn ziel het danklied weer.
Hij mijn God, Hij heeft mijn leven
dikwijls aan de dood ontheven.

4. Zie, gekerkerd in verlangen,
balling ver van waar Gij woont,
houden bergen mij gevangen,
waar uw heerlijkheid niet troont.
Watervloed roept watervloed.
Aller diepten euvelmoed
heeft mij met geweld bedolven;
al uw baren, al uw golven!

5. Laat zijn trouw de dag verblijden
en zijn lied de duisternis.
Tot Hem roep ik in mijn lijden,
die de God mijns levens is;
Vaste grond van mijn bestaan,
waarom ziet Gij mij niet aan?
Moet ik onder 's vijands slagen
thans dit somber rouwkleed dragen?

6. God, dit zal mijn hart doorboren,
dit gaat mij door merg en been-
van mijn vijand moet ik horen;
"God is ver, gij staat alleen!"
Honend vraagt men dag en nacht"
"Waar is God, dien gij verwacht?"
In verdrukking moet ik leven,
door mijn vijanden omgeven.

7. Hart, onrustig, vol van zorgen,
vleugellam geslagen ziel,
hoop op God en wees geborgen.
Hij verheft wie nederviel.
Eens verschijn ik voor den Heer,
vindt mijn ziel het danklied weer:
Hij, mijn God, Hij heeft mijn leven
altijd aan de dood ontheven.

1. Heer, een hert in dorre streken
smacht niet sterker naar 't genot
van de koele waterbeken
dan mijn ziel naar U, o God.
Ja, ik dorst naar God, die leeft,
God, die gunst en liefde geeft.
Wanneer zal ik met de zijnen
voor Gods aangezicht verschijnen?

2. Tranen heb ik bij mijn klagen
tot mijn voedsel dag en nacht,
daar men honend mij durft vragen:
waar is God, door u verwacht?
Hieraan denk ik in mijn smart,
hoe ik vroeger, blij van hart,
voor de stoet uit naar Gods woning
opging tot mijn God en Koning.

3. O mijn ziel, zozeer verslagen,
waarom bent u zo ontrust?
Hoop op God, uw heil zal dagen,
vind weer in zijn lof uw lust.
Ook al treft u smaad en spot,
uw verlosser is uw God.
Hoop op Hem en zie naar boven,
want ik zal mijn God nog loven.

4. 'k Denk aan U, terneergebogen,
bij de bronnen der Jordaan;
ik heb Hermons top voor ogen,
roep U ver van Sion aan.
Watervloed roept watervloed,
kolkt en bruist mij tegemoet,
al uw tomeloze golven
hebben mij geheel bedolven.

5. Maar de HEER zal uitkomst geven,
die bij dag zijn gunst gebiedt.
Dit vertrouwen doet mij leven,
dat vermeld ik in mijn lied.
Daarom zing ik zelfs bij nacht,
want bij Hem verstilt mijn klacht.
'k Zal de God mijns levens prijzen,
biddend Hem mijn dank bewijzen.

6. Ik wil God, mijn steenrots, vragen:
waarom, Heer, vergeet U mij?
Moet ik nog het rouwkleed dragen
door des vijands dwinglandij?
Heel de dag hoont mij hun woord:
-doodsteek, die mijn hart doorboort-
waar is God, uw vast vertrouwen,
blijft u nu nog op Hem bouwen?

7. O mijn ziel, zozeer verslagen,
waarom bent u zo ontrust?
Hoop op God, uw heil zal dagen,
vind weer in zijn lof uw lust.
Ook al treft u smaad en spot,
uw verlosser is uw God.
Hoop op Hem, en zie naar boven,
ik zal God, mijn God, weer loven!

Bijbelteksten

Het uitgangspunt van De Nieuwe Psalmberijming is de Hebreeuwse grondtekst, niet een specifieke vertaling.

Ter referentie vindt u hieronder de links naar de tekst van de psalm in diverse Nederlandse vertalingen.