Bundel De NieuwepsalmberijmingBestel nu

BUNDEL DE NIEUWE PSALMBERIJMING

De Nieuwe Psalmberijming bevat een nieuwe, eigentijdse berijming van alle 150 psalmen op de Geneefse melodieën.

Prijs: € 22,99

(gratis verzending binnen Nederland)

Ga direct naar psalm

Zoek op tekst:

Zoek op gelegenheid:

Schrijf je in voor de nieuwsbrief:

 

Psalm 143

1. HEER, toon uw trouw en hoor mij smeken.
Luister, geef mij een levensteken.
Klaag mij, uw dienaar, toch niet aan.
Kiest U ervoor om recht te spreken,
wie kan die vuurproef dan doorstaan?

2. De vijand heeft mij voortgedreven.
Hij haalt mij neer, vertrapt mijn leven;
ik woon al bijna in de dood.
Geschokt ben ik, vol angst en beven;
mijn hart bezwijkt in diepe nood.

3. Ik mijmer over vroeger dagen:
toen heeft uw liefde mij gedragen,
toen bracht U wonderen tot stand.
HEER, zie mij staan met al mijn vragen;
mijn ziel is droog als dorstig land.

4. HEER, breek het bange duister open.
Nog altijd blijf ik op U hopen;
stil met uw liefde mijn verdriet.
Wijs mij de weg die ik moet lopen.
Ik zoek naar U, verlaat mij niet.

5. Verlos mij, HEER, wil mij bevrijden
van vijanden die mij bestrijden.
Maak mij gehoorzaam, ga mij voor.
God, laat uw goede Geest mij leiden
in een geëffend, veilig spoor.

6. Bescherm mij, HEER, blijf op mij letten.
Wil mij weer in de ruimte zetten.
Verhoog uw naam en doe mij recht.
Maak met de vijand korte metten.
Verhoor mij, HEER, ik ben uw knecht.

1. HEER, toon uw trouw en hoor mij smeken.
Luister, geef mij een levensteken.
Klaag mij, uw dienaar, toch niet aan.
Kiest U ervoor om recht te spreken,
wie kan die vuurproef dan doorstaan?

2. De vijand heeft mij voortgedreven.
Hij haalt mij neer, vertrapt mijn leven;
ik woon al bijna in de dood.
Geschokt ben ik, vol angst en beven;
mijn hart bezwijkt in diepe nood.

3. Ik mijmer over vroeger dagen:
toen heeft uw liefde mij gedragen,
toen bracht U wonderen tot stand.
HEER, zie mij staan met al mijn vragen;
mijn ziel is droog als dorstig land.

4. HEER, breek het bange duister open.
Nog altijd blijf ik op U hopen;
stil met uw liefde mijn verdriet.
Wijs mij de weg die ik moet lopen.
Ik zoek naar U, verlaat mij niet.

5. Verlos mij, HEER, wil mij bevrijden
van vijanden die mij bestrijden.
Maak mij gehoorzaam, ga mij voor.
God, laat uw goede Geest mij leiden
in een geëffend, veilig spoor.

6. Bescherm mij, HEER, blijf op mij letten.
Wil mij weer in de ruimte zetten.
Verhoog uw naam en doe mij recht.
Maak met de vijand korte metten.
Verhoor mij, HEER, ik ben uw knecht.

Open deze psalm in de app van DNP

Tekst: Arie Maasland

© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden

De nieuwe psalmberijming

1. HEER, toon uw trouw en hoor mij smeken.
Luister, geef mij een levensteken.
Klaag mij, uw dienaar, toch niet aan.
Kiest U ervoor om recht te spreken,
wie kan die vuurproef dan doorstaan?

2. De vijand heeft mij voortgedreven.
Hij haalt mij neer, vertrapt mijn leven;
ik woon al bijna in de dood.
Geschokt ben ik, vol angst en beven;
mijn hart bezwijkt in diepe nood.

3. Ik mijmer over vroeger dagen:
toen heeft uw liefde mij gedragen,
toen bracht U wonderen tot stand.
HEER, zie mij staan met al mijn vragen;
mijn ziel is droog als dorstig land.

4. HEER, breek het bange duister open.
Nog altijd blijf ik op U hopen;
stil met uw liefde mijn verdriet.
Wijs mij de weg die ik moet lopen.
Ik zoek naar U, verlaat mij niet.

5. Verlos mij, HEER, wil mij bevrijden
van vijanden die mij bestrijden.
Maak mij gehoorzaam, ga mij voor.
God, laat uw goede Geest mij leiden
in een geëffend, veilig spoor.

6. Bescherm mij, HEER, blijf op mij letten.
Wil mij weer in de ruimte zetten.
Verhoog uw naam en doe mij recht.
Maak met de vijand korte metten.
Verhoor mij, HEER, ik ben uw knecht.

1. HEER, toon uw trouw en hoor mij smeken.
Luister, geef mij een levensteken.
Klaag mij, uw dienaar, toch niet aan.
Kiest U ervoor om recht te spreken,
wie kan die vuurproef dan doorstaan?

2. De vijand heeft mij voortgedreven.
Hij haalt mij neer, vertrapt mijn leven;
ik woon al bijna in de dood.
Geschokt ben ik, vol angst en beven;
mijn hart bezwijkt in diepe nood.

3. Ik mijmer over vroeger dagen:
toen heeft uw liefde mij gedragen,
toen bracht U wonderen tot stand.
HEER, zie mij staan met al mijn vragen;
mijn ziel is droog als dorstig land.

4. HEER, breek het bange duister open.
Nog altijd blijf ik op U hopen;
stil met uw liefde mijn verdriet.
Wijs mij de weg die ik moet lopen.
Ik zoek naar U, verlaat mij niet.

5. Verlos mij, HEER, wil mij bevrijden
van vijanden die mij bestrijden.
Maak mij gehoorzaam, ga mij voor.
God, laat uw goede Geest mij leiden
in een geëffend, veilig spoor.

6. Bescherm mij, HEER, blijf op mij letten.
Wil mij weer in de ruimte zetten.
Verhoog uw naam en doe mij recht.
Maak met de vijand korte metten.
Verhoor mij, HEER, ik ben uw knecht.

Tekst: Arie Maasland

© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden

Gebruik in diensten

Wij willen u aanmoedigen de psalmen van De Nieuwe Psalmberijming binnen uw kerkelijke gemeenschap te zingen, uit te voeren, teksten af te drukken en/of liedteksten te projecteren.

Wij verwachten wel dat u een CCLi Licentie heeft afgesloten. Voor meer informatie CCLi Benelux. Gebruik voor deze psalm liednummer 7124441 bij uw rapportage aan CCLi.

Beamsheets

Download hieronder de beamsheets van deze psalm.

Beamsheets witte achtergrond (4:3)
Beamsheets zwarte achtergrond (4:3)


Beamsheets witte achtergrond (16:9)

Beamsheets zwarte achtergrond (16:9)

Melodie

Zetting Claude Goudimel, gespeeld door Dick Sanderman via Hauptwerk sampleset Zwolle

1. O HEER, wil mijn gebeden horen;
Neig tot mijn smeken gunstig' oren,
Verhoor ', o Oppermajesteit,
Om Uwe trouw, aan mij gezworen,
Verhoor m' om Uw gerechtigheid.

2. Wil Uwen knecht, door schuld verslagen,
O HEER', niet voor Uw vierschaar dagen;
Want niemand zal in dat gericht,
Daar zelfs zijn hart hem aan moet klagen,
Rechtvaardig zijn voor Uw gezicht.

3. Ik zie mijn ziel vervolgd door snoden;
Ik zie, voor 's vijands haat gevloden,
Mijn leven in het stof vertreen.
Ik lig, helaas, gelijk de doden,
Omringd van nare duisterheen.

4. Dit overstelpt mijn geest met rouwe:
Als ik mijn deerlijk lot beschouwe,
Bezwijkt mijn afgefolterd hart.
Gij weet, dat ik op U betrouwe;
Algoede God, genees mijn smart.

5. Ik denk, in 't midden der gevaren,
Nog aan Uw gunst van vroeger jaren;
Ik tracht Uw werken na te gaan:
O God, wie kan U evenaren?
Hoe heerlijk zijn Uw wonderdaan!

6. Ik hef mijn handen naar den hogen;
Mijn ziel is voor Uw alziend' ogen,
Gelijk een dor, een dorstig land,
Dat sedert lang ligt uit te drogen,
Verkwijnend, in dien doodsen stand.

7. HEER', doe mij spoedig ademhalen;
Wil mijn bezweken geest bestralen;
Verberg m' Uw vriend'lijk aanschijn niet;
Ik zal eerlang ten grave dalen,
Indien Gij mij geen bijstand biedt.

8. Laat mij Uw dierb're goedheid prijzen,
Wanneer ik 't morgenlicht zie rijzen;
'k Betrouw op U in mijn ellend';
Wil mij het ware heilspoor wijzen;
Mijn ziel heeft zich tot U gewend.

9. O HEER', mijn toevlucht, hoor mij klagen;
Verlos mij uit des vijands lagen;
Red mij van hen, die mij vertreen;
Ik schuil, in mijn benauwde dagen,
Bij U, mijn God, bij U alleen.

10. Leer mij, o God van zaligheden,
Mijn leven in Uw dienst besteden;
Gij zijt mijn God, vat Gij mijn hand;
Uw goede Geest bestier' mijn schreden,
En leid' mij in een effen land.

11. Laat Uwe gunst mij niet begeven;
Schenk mij, om Uwes Naams wil, leven.
Laat mijne ziel, die tot U schreit,
Van haar benauwdheid zijn ontheven.
Red mij om Uw gerechtigheid.

12. Laat nooit mijns vijands wens gelukken .
Roei z' allen uit, die mij doen bukken,
Om Uwe gunst, mij toegezegd.
Verdelg hen, die mijn ziel verdrukken,
Want ik, o HEER', ik ben Uw knecht.

1. Wil mijn gebed, o Heer, verhoren,
Laat toch komen tot Uwe oren
Mijn smeken en mijn treurigheid;
En naar Uwe goedheid alvoren
Antwoord mij in mijn tegenheid.

2. Wil Heer met Uwen knecht niet treden
In 't recht naar Uw gerechtigheden,
Dat hij niet koom' in straf en pijn;
Want Heer, geen mense hier beneden
En kan voor U onschuldig zijn.

3. Mijn vijand vervolgt mij gaar zere,
Om mij neder te werpen, Heere,
Hij laat het niet blijven daarbij:
Maar in enen kuil met onere,
Als waar ik dood, verbergt hij mij.

4. Daardoor is mijn ziel zeer beladen
Met benauwdheid vroeg ende spade;
Ik schijne verlaten met haast;
Dies door deez' tegenheid en schade
Is mijn hart beroerd en verbaasd.

5. In dezen duisteren kuil klachtig,
Ben ik des ouden tijds gedachtig,
En Uwer werken, Heer, zeer goed;
Ik verhaal t' mijner trooste klachtig,
Die groot' daden, die Uw hand doet.

6. Daar zucht ik zeer in zulke standen,
En strekke tot U Heer, mijn handen;
Mijn ziel is door 't roepen gelijk
Den dorren uitgedroogden landen,
En als een zeer dorstig aardrijk.

7. Verhoor mij nu haast, o Heer goedig;
't Hart is flauw, ik ben schier kleinmoedig;
En verberg mij Uw aanschijn niet,
Of ik moet hun gelijk zijn spoedig,
Die men in de graven diep schiet.

8. Laat mij vroeg Uw genaad' aanschouwen,
Op U staat mijn hoop in 't benauwen;
Maak mij toch den rechten weg kond,
Dien ik gaan moet; want, Heer vol trouwe,
Tot U hef ik op hart en mond.

9. O God! mijn hopening zeer reine,
Verlos mij uit den nood niet kleine
Mijner vijanden wreed en fel.
Gij zijt, Heer, mijn toevlucht alleine,
Ja Gij, o God, en niemand el.

10. Leer mij Heer, naar Uw welbehagen
Wandelen recht zonder versagen;
Want Gij toch zijt mijn God voorwaar.
Dat Uwe Geest alle mijn dagen
Mij leid' in Uwen weg eerbaar.

11. O Heer, wil toch door Uwen Name
Mijn ziele verkwikken bekwame,
Ende levendig maken blij;
Verlos mij uit nood, angst en blame,
Door Uwe gerechtigheid vrij.

12. Mijn vijanden, die mij bestrijden,
Doe Heer, teniet tot deze tijden;
Door Uw goedheid verderf ook slecht
Hen, die mijn ziel aandoen groot lijden;
Want ik ben Uw getrouwe knecht.

1. O Here, hoor naar mijn gebeden,
zie mij als smeek'ling tot U treden,
verhoor mij, God, die trouw betoont,
die ieder richt naar recht en reden,
die boven ons als koning troont.

2. Ik nader U, het hoofd gebogen.
Gij kunt, o Heer, geen kwaad gedogen,
ga met uw knecht niet in 't gericht,
doe hem niet weg van voor uw ogen;
wie is rechtvaardig in uw licht?

3. De vijand staat mij naar het leven,
heeft tegen mij de hiel geheven.
O God, ik ben in nood en pijn.
Wil niet mijn leven overgeven
aan 't donker waar de doden zijn.

4. Verward, o Heer, zijn mijn gedachten.
Ik ben aan 't einde van mijn krachten
en alle moed ontzonk mijn hart.
Als Gij niet luistert naar mijn klachten,
dan is het duister dicht en zwart.

5. Ik denk, o Heer, aan vroeger dagen,
toen Gij de vijand hebt geslagen.
hoe waart Gij toen uw volk nabij.
Gij hebt het door de dood gedragen
en door uw hand werd Israël vrij.

6. Ik strek naar U mijn beide handen.
Maak in mijn nood mij niet te schande
voor 't oog van wie mijn ziel benart.
Als dorstig land, het zonverbrande,
zo smacht naar U, o Heer, mijn hart.

7. Snel mij te hulp, wil mij verhoren.
Doe mij uw aangezicht weer gloren
voordat ik reddeloos bezwijk,
voordat ik word als wie verloren
afdaalden in het dodenrijk.

8. Laat 's morgens uw genade dagen,
voor ogen die het donker zagen.
Ik bouw op U en anders geen.
Wijs mij de weg van uw behagen,
mijn ziel wacht het van U alleen.

9. Gij zijt mijn God, sta mij ter zijde,
mijn toevlucht als zij mij bestrijden.
Leer mij uw wil, reik mij uw hand.
Uw goede Geest zij mijn geleide;
voer mij in een geëffend land.

10. Heer, om uws naams wil, laat mij leven!
Wil in uw trouw mij niet begeven.
Verdelg hem die mij lagen legt,
weersta hen die mij wederstreven,
want, Heer mijn God, ik ben uw knecht.

1. O Here, hoor naar mijn gebeden,
zie mij als smeek'ling tot U treden,
verhoor mij, God, die trouw betoont,
die ieder richt naar recht en reden,
die boven ons als koning troont.

2. Ik nader U, het hoofd gebogen.
Gij kunt, o Heer, geen kwaad gedogen,
ga met uw knecht niet in 't gericht,
doe hem niet weg van voor uw ogen;
wie is rechtvaardig in uw licht?

3. De vijand staat mij naar het leven,
heeft tegen mij de hiel geheven.
O God, ik ben in nood en pijn.
Wil niet mijn leven overgeven
aan 't donker waar de doden zijn.

4. Verward, o Heer, zijn mijn gedachten.
Ik ben aan 't einde van mijn krachten
en alle moed ontzonk mijn hart.
Als Gij niet luistert naar mijn klachten,
dan is het duister dicht en zwart.

5. Ik denk, o Heer, aan vroeger dagen,
toen Gij de vijand hebt geslagen.
hoe waart Gij toen uw volk nabij.
Gij hebt het door de dood gedragen
en door uw hand werd Israël vrij.

6. Ik strek naar U mijn beide handen.
Maak in mijn nood mij niet te schande
voor 't oog van wie mijn ziel benart.
Als dorstig land, het zonverbrande,
zo smacht naar U, o Heer, mijn hart.

7. Snel mij te hulp, wil mij verhoren.
Doe mij uw aangezicht weer gloren
voordat ik reddeloos bezwijk,
voordat ik word als wie verloren
afdaalden in het dodenrijk.

8. Laat 's morgens uw genade dagen,
voor ogen die het donker zagen.
Ik bouw op U en anders geen.
Wijs mij de weg van uw behagen,
mijn ziel wacht het van U alleen.

9. Gij zijt mijn God, sta mij ter zijde,
mijn toevlucht als zij mij bestrijden.
Leer mij uw wil, reik mij uw hand.
Uw goede Geest zij mijn geleide;
voer mij in een geëffend land.

10. Heer, om uws naams wil, laat mij leven!
Wil in uw trouw mij niet begeven.
Verdelg hem die mij lagen legt,
weersta hen die mij wederstreven,
want, Heer mijn God, ik ben uw knecht.

Bijbelteksten

Het uitgangspunt van De Nieuwe Psalmberijming is de Hebreeuwse grondtekst, niet een specifieke vertaling.

Ter referentie vindt u hieronder de links naar de tekst van de psalm in diverse Nederlandse vertalingen.