Psalm 130: Tussen nacht en morgen

Door: Bertus Keuter

De profundis clamavi – uit de diepten roep ik – zo begint Psalm 130 in de Latijnse traditie, en met die openingswoorden markeert deze psalm zich meteen als een van de meest indringende boetepsalmen uit het Psalter. Het is een lied dat klinkt vanuit de diepte, uit een donkerte die geen uitweg meer ziet. Toch is het ook een lied van hoop, van verwachting.

Context en achtergrond

Psalm 130 behoort tot de zogenaamde 'pelgrimsliederen' (Psalm 120-134), liederen die gezongen werden door pelgrims op weg naar Jeruzalem. Maar binnen deze bundel neemt Psalm 130 een bijzondere plaats in. Waar veel andere pelgrimsliederen de vreugde van de reis bezingen, grijpt deze psalm terug naar de diepste nood van het menselijk bestaan: het besef van schuld tegenover een heilige God.

De psalm is door de eeuwen heen gezongen in tijden van rouw en boete. In de Reformatie werd hij gerekend tot de vier 'Paulinische psalmen' omdat hier het hart van het evangelie klopt: niet onze verdienste, maar Gods vergeving is het fundament van onze relatie met Hem. In de gereformeerde traditie heeft deze psalm altijd een centrale plaats ingenomen: bij doopvieringen, avondmaalsdiensten en begrafenissen.

De structuur van de psalm

Psalm 130 is opgebouwd volgens een heldere drieledige beweging. De verzen 1-2 beschrijven de nood: de bidder bevindt zich in het diepste duister en roept om hulp. Het zijn geen abstracte woorden, maar de rauwe kreet van iemand die verdrinkt. De verzen 3-4 brengen de wending: als God de zonden zou aanrekenen, wie zou dan standhouden? Maar bij Hem is vergeving en juist dát wekt ontzag. Niet Gods toorn, maar zijn bereidheid om te vergeven.

De verzen 5-8 drukken de verwachting uit: zoals nachtwakers uitzien naar de morgen, zo wacht de bidder op Gods woord. Alert verwachten, zoals een zwangere vrouw wacht op de bevalling, zoals een boer wacht op de oogst. Dan breidt de psalm zich uit: de dichter roept heel Israël op om te hopen op de HEER, die zal verlossen.

Deze driedeling – nood, vergeving, verwachting – is wezenlijk voor het begrijpen van de psalm. De persoonlijke klacht groeit uit tot een gemeenschappelijke hoop. De 'ik' wordt 'wij', de individuele nood mondt uit in collectieve verwachting.

Zonsopkomst

Twee coupletten: concentratie zonder verlies

Oudere psalmberijmingen kennen vaak vier coupletten. De Nieuwe Psalmberijming kiest bewust voor twee. Waarom? Niet in de eerste plaats om in te korten, maar vooral om te concentreren. Het eerste couplet verenigt de nood (vers 1-2) met het besef van schuld én de verrassende vergeving (vers 3-4). Het tweede couplet concentreert de hele beweging van verwachting en hoop (vers 5-8).

Door deze verdichting ontstaat een tweevoudige beweging die de kern van de psalm niet verduistert maar juist uitlicht: van diepte naar licht, van nacht naar morgen. De psalm blijft zingbaar zonder herhaling en de liturgische kracht blijft behouden.

Door de berijming heen

Vanuit het diepe duister
vind ik geen uitweg, HEER.
Ik schreeuw om redding; luister,
geef aandacht, reageer.

Het eerste couplet opent in de diepte. De bidder zit vast en schreeuwt het uit. Het is geen beleefd bidden, maar een noodkreet. Geef aandacht, reageer – de directheid van de hedendaagse taal maakt de urgentie voelbaar. Dit is geen stoffig smeekgebed, maar een schreeuw die we herkennen uit onze eigen donkere nachten.

U kent mijn hele leven,
mijn zondige gedrag.
Toch wilt U steeds vergeven.
Uw naam verdient ontzag!

Dan de wending. De bidder komt met lege handen. Hier is geen ruimte voor zelfrechtvaardiging of excuses. Maar dan volgt het evangelie van de psalm: dat ene woordje toch is het scharnierpunt. Niet ondanks Gods heiligheid, maar juist door zijn vergevingsgezindheid wordt Hij geëerd. Niet de toornige rechter wekt het diepste ontzag, maar de vergevende God. Hier klopt het hart van genade: onverdiend, onverwacht, overweldigend.

Ik blijf de HEER verwachten,
mijn ziel ziet uit naar Hem.
Zijn woord vult mijn gedachten;
ik hunker naar zijn stem.

Het tweede couplet verschuift naar een breder perspectief. Het Hebreeuwse werkwoord qawah (wachten, verwachten) draagt de volle lading van een actief uitzien. Niet passief afwachten, maar alert verwachten. De honger naar Gods spreken, de dorst naar zijn aanwezigheid, dat is waar de bidder van leeft. Merk op hoe zintuiglijk de taal is: de ziel ziet uit, de gedachten worden gevuld, er is een hunkeren naar Gods stem.

De HEER laat van zich horen,
blijf hopen, Israël!
Eens zal de morgen gloren
van redding en herstel.

De psalm breidt zich vervolgens uit naar Israël, het volk waar de dichter deel van uitmaakt. De persoonlijke ervaring wordt gemeenschapsbelijdenis. Die morgen is nog niet aangebroken, maar de verwachting staat vast. Het donker heeft niet het laatste woord. De twee woorden 'redding en herstel' omvatten de volle omvang van Gods verlossingswerk: bevrijding van schuld én het heel maken van wat gebroken is.

Advent: wachten op de morgen

Psalm 130 is bij uitstek een adventspsalm. De adventstijd kent diezelfde spanning tussen nacht en morgen, tussen het 'reeds' en het 'nog niet'. Advent is meer dan herdenken, het is uitzien naar het licht terwijl de nacht nog duurt. Wie deze psalm zingt, plaatst zich in de lange rij van wachtenden, van Abraham tot de profeten, van Simeon tot de kerk van alle eeuwen.

De psalm eindigt met een oproep aan Israël: Blijf hopen, Israël! Dit is geen achterhaalde oproep, alsof Israëls rol is uitgespeeld. De psalmist roept het verbondsvolk op tot verwachting van 'redding en herstel', een verlossing die verder reikt dan persoonlijke vergeving alleen. Het is de grote verwachting van de profeten: de dag waarop God zijn volk volkomen zal herstellen, waarop de morgen aanbreekt over Sion.

Als christenen lezen we deze psalm mee met Israël, niet in plaats van Israël. We zijn als heidenen geënt op de olijfboom (Romeinen 11), en samen met Israël zien we uit naar die morgen. De Messias die gekomen is, komt ook terug en die komst betekent herstel voor heel Gods schepping en vervulling van alle beloften aan Israël.

In die zin is deze berijming geen museumstuk, maar levende liturgie. Ze geeft woorden aan de spanning waarin wij leven: tussen schuld en vergeving, tussen nacht en morgen, tussen advent en wederkomst. Maranatha – kom, Heer Jezus. Laat de morgen gloren over Sion en over alle volken.

Bertus Keuter
Bertus Keuter is werkzaam bij het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap (NBG)

Ga naar Psalm 130

Naar het overzicht
© 2025 De Nieuwe Psalmberijming
Website door web-it.nl

Contact | Sitemap | Disclaimer
IBAN: NL20 RABO 0198 2557 64

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151

Word nu vriend en ontvang drie bundels cadeau!

Welkomstgeschenk

Stichting Dicht bij de Bijbel maakt de Bijbel hoorbaar en zingbaar in eigentijdse gedichten en kerkliederen. Poëtisch, krachtig en geworteld in een eeuwenoude geloofstraditie.

De stichting draait volledig op giften. Om dit werk voort te zetten is uw steun onmisbaar. Daarom bouwen we aan een vriendenkring van mensen die het verschil maken.

Word nu vriend voor slechts € 37,50 per jaar en ontvang drie bundels gratis!

Meer info