David is naar het heiligdom gegaan om te bidden en om van God een antwoord te krijgen op zijn klacht. Wanneer God tot hem spreekt, kan hij verder leven. De mensen om hem heen misbruiken het woord, maar de dichter ziet uit naar het bevrijdende spreken van de levende God. Hij smeekt God onderscheid te maken tussen rechtvaardigen – waartoe hij zichzelf rekent, maar waarin blijkens de slotverzen ook het volk als geheel betrokken is – en goddelozen. Dat de goddelozen worden weggevaagd, zonder dat de rechtvaardigen delen in hun lot, is voor de psalmist een teken van Gods rechtvaardigheid en maakt dat Hij te vertrouwen is (vgl. vs.7) en dat Hij waakt over zijn verbondsvolk (vgl. vs.9). (bron: Studiebijbel).
We gebruiken cookies voor bijvoorbeeld Google Analytics en social media knoppen. Als je verder surft accepteer je onze cookies. Ja, primaNee, liever niet