De Wekker: Hert, hertje of toch hinde?
Geerten Jan van Dijk | Bron: De Wekker 19 - 2021
Psalm 42 ligt hem na aan het hart. Als negentienjarige student Nederlands maakte Arie Maasland (1976) voor het eerst een berijming van deze psalm. Daar zijn in de loop der tijd zeker vijf versies aan toegevoegd. De laatste kwam uiteindelijk terecht in De Nieuwe Psalmberijming (DNP). “Ik weet niet meer hoeveel uren ik op deze berijming heb zitten ploeteren.”
“Waarom zou je mij interviewen over De Nieuwe Psalmberijming”, schertst Arie Maasland (1976) uitdagend. “Als initiatiefnemer, organisatorische motor en meest productieve dichter zou Jan Pieter Kuijper meer voor de hand liggen. Ongeveer de helft van de berijmingen is door hem gemaakt.” Toch blijkt ook de rol van Arie Maasland niet gering. Vanaf het allereerste begin is hij nauw betrokken bij de bundel met nieuwe, eigentijdse berijmingen van alle 150 psalmen. De laatste jaren deed hij dat op afstand. Sinds 2019 geeft Maasland samen met zijn vrouw Arda leiding aan Interlakes International School in Debre Zeit (Ethiopië). Even terug in Nederland neemt hij op zijn logeeradres in Ede alle tijd om te vertellen over het psalmenproject: enthousiast, maar ook bedachtzaam en rustig naar woorden zoekend. Kun je van een dichter anders verwachten?
Laten we dan toch maar beginnen bij de rol van Jan Pieter Kuijper. “
Jan Pieter en ik kennen elkaar uit Apeldoorn, waar ik tot 2018 voorganger was van de ICF-gemeente. Jan Pieter schreef gedichten en liet die vervolgens aan mij lezen omdat hij wist dat ik neerlandicus ben. Zo ontstond een soort coachrelatie. In 2013 schreef het Reformatorisch Dagblad de prijsvraag Schriftberijmingen uit. Deze heb ik gewonnen. Ook Jan Pieter eindigde in de top 10. Dat bracht hem op het idee om aan een nieuwe psalmberijming te gaan werken.”
Er zijn al zoveel psalmberijmingen. Wat voegt een nieuwe berijming nog toe?
“Om eerlijk te zijn: toen Jan Pieter mij vroeg om mee te doen, heb ik hem niet direct aangemoedigd, onder andere vanwege dit punt. Tegelijk hield ik erg van dichten en van psalmen. Daarom ben ik toch mee gaan doen. Op mijn negentiende had ik ooit eens een berijming gemaakt van Psalm 42. Die ben ik gaan oppoetsen. Van het een kwam het ander. Waar ik helemaal geen rekening mee hield, was het enorme bereik van internet. DNP beschikte van meet af aan over een uitstekende website. Zodra er een berijming klaar was, werd deze op de website geplaatst. Predikanten zagen dat en lieten vanaf het begin DNP-psalmen zingen. Terwijl we aan het werk waren, bouwden wij geleidelijk aan draagvlak.”
Wat was de directe aanleiding om alle psalmen opnieuw te berijmen?
“De veel gebruikte Statenberijming (1773) en die van het Liedboek voor de Kerken (1968) zijn echt aan vervanging toe vanwege het verouderde taalgebruik. Blader maar eens kritisch door deze berijmingen. Je komt dan veel tegen waarvan je moet constateren: Dat zouden we nu echt niet meer zo zeggen. Neem Psalm 27 uit de berijming van 1773: ‘Stiet zelf dit rot dat mij benauwt en haat.’ ‘Stiet’ als verleden tijd van ‘stuiten’ bestaat niet meer. En ‘dit rot’: wie weet dat woord in deze context nog te duiden? Dat geldt ook voor bijvoorbeeld Psalm 100 in de berijming van 1968: ‘Gebenedijd zijn grote naam.’”
Kortom, De Nieuwe Psalmberijming kenmerkt zich door alledaags taalgebruik.
“Tegelijk zijn de psalmen natuurlijk ook kerkliederen. Daar hebben we wel degelijk rekening mee gehouden. Er mag dus best wat verheven taal klinken. We spreken daarom liever over ‘natuurlijk’ dan over ‘alledaags taalgebruik’. Verheven en verouderd liggen overigens dicht bij elkaar. Maar het gaat niet om hetzelfde. Wat wij in ieder geval wilden vermijden, waren de oude naamvallen en vreemd ingekorte woorden. DNP bevat geen straattaal. Wel taal die jongeren kunnen begrijpen. Met DNP willen we een jongere generatie aanspreken.”
Waarom wel een nieuwe berijming,maar geen nieuwe melodieën?
“Door vast te houden aan de oude Geneefse melodieën hebben we een brug willen slaan naar de traditie. Die psalmmelodieën zijn werkelijk prachtig en nog lang niet versleten.”
Critici wijzen erop dat DNP soms te veel afwijkt van de grondtekst.
“Wij laten inderdaad wel eens het een en ander weg, maar respecteren altijd de strekking van de psalm. Wat de critici vergeten, is dat de dichters van de Statenberijming nogal eens zinnen toevoegden die we niet terugvinden in de oorspronkelijke tekst. Alsof dat minder erg zou zijn. Een standaard voorbeeld is Psalm 42 vers 1 (‘’t Hijgend hert der jacht ontkomen’). Die ‘jacht’ wordt helemaal niet genoemd in de oorspronkelijke psalm. Of Psalm 68 vers 7 (‘Gelijk een duif door ’t zilverwit’), waarvan nota bene de eerste zes regels niet terug te vinden zijn in de onberijmde versie.”
Hoe zijn jullie als team te werk gegaan?
“Als dichter kon je aangeven welke psalmen je wilde berijmen. Daarna maakte de dichter een conceptberijming aan de hand van de uitgangspunten. De kritiek van meelezers werd vervolgens grondig verwerkt. Toen de berijmingen klaar waren, hebben we extra meelezers gezocht en zijn alle psalmen nog eens door de molen gegaan. De versie die daaruit ontstond werd ten slotte vaak nog eens gespiegeld aan andere dichters. We hebben altijd in goede harmonie samengewerkt.
Aanvankelijk werkten Jan Pieter Kuijper en ik met z’n tweeën aan de psalmberijming, maar gaandeweg wilden mensen nog wel eens een berijming insturen. Daar zaten heel goede berijmingen bij. Op die wijze is er nog een aantal dichters aangehaakt, onder wie een paar predikanten – wat heeft geholpen bij het goed begrijpen van de oorspronkelijke tekst.”
Wat is uw lievelingspsalm?
“Tijdens mijn studententijd maakte ik voor het eerst een berijming van Psalm 42. Daar zijn in de loop der tijd door mij zeker vijf versies aan toegevoegd. Ik weet niet hoeveel uren ik op deze psalm heb zitten ploeteren, maar het is zo’n geweldig mooie psalm! Voor DNP heb ik een aantal berijmingen ingezongen, iets waar ik nog mee verder wil gaan. Op internet wordt Psalm 42 verreweg het vaakst beluisterd en op geen psalm ontvingen we zoveel reacties als deze. Zo vroeg een vader mij naar een geluidsopname van een eerdere versie die ik maakte van Psalm 42. Zijn kind was overleden en hij had er tijdens de rouwverwerking veel troost uit mogen putten. Opmerkelijk: je denkt toe te werken naar de beste versie, terwijl een eerdere versie een cruciale rol speelt in iemands leven. Zo’n reactie geeft veel voldoening en motivatie.”
Een kijkje in de keuken van dichter Arie Maasland aan de hand van de eerste drie strofen van zijn berijming van Psalm 42:
1. Als een uitgeputte hinde
die naar stromend water smacht,
zo verlang ik U te vinden,
God, mijn levensbron, mijn kracht.
Ik heb dorst, mijn hart lijdt pijn:
Wanneer zal ik bij Hem zijn?
Wanneer zal ik Hem ontmoeten,
zal zijn glimlach mij begroeten?
“Hoe kun je het beeld aan het begin van deze psalm het beste vangen? Dat vond ik een van de lastige dingen aan deze psalm. In een eerdere versie maakte ik er iets anders van: ‘Net zoals een hert kan smachten / naar een beekje stromend fris / zo verlangend blijf ik wachten / op God die mijn leven is.’ Daar kreeg ik kritiek op. ‘Net zoals’ is dubbelop. En ‘smachten’ is een wat ouderwets woord. Maar dat is ‘hinde’ ook. Bovendien heeft de oorspronkelijke tekst het niet over een vrouwtjeshert. De regel moet eindigen op een vrouwelijk woord vanwege het ritme. Dus ‘hert’ viel af. ‘Hertje’ dan? Maar wat rijmt er op ‘hertje’? Bertje, erwtje … Met ‘hertje’ kun je als dichter niet zoveel. Het geeft aardig weer hoe lastig het is om een goede berijming te maken. Uiteindelijk heeft de feedback van meelezers ervoor gezorgd dat ik toch gekozen heb voor de hinde.
De beeldspraak uit de laatste regel kom je zo niet tegen in de oorspronkelijke tekst, maar qua strekking klopt het zeker. Theologen kunnen zeggen: ‘Kan dat eigenlijk wel?’ Als ik vervolgens heel letterlijk ga berijmen, zeggen de dichters: ‘Het is niet dichterlijk genoeg.’
2. Alle nachten, alle dagen
eet ik bitter tranenbrood.
Heel de dag door hoor ik vragen:
‘Is die God van jou soms dood?’
Ach, wat weet ik het nog goed
hoe ik meeliep in de stoet;
opgetogen klonk ons zingen
als we naar Gods woning gingen.
“‘Is die God van jou soms dood?’ Dat staat niet in de oorspronkelijke psalm. Daar staat alleen: waar is nu je God? ‘God is dood’ is een heel eigentijds concept, maar ik vond het wel mooi om het zo te zeggen. Doelbewust heb ik een brug geslagen naar de actualiteit. Deze vrijheid durf ik mij wel te permitteren.”
3. Waarom, ziel, zo aangeslagen?
Waarom boordevol verdriet?
Hoop op God en laat je dragen.
Hij vergeet je zeker niet.
Want de dag komt – heb geduld! –
dat je Hem aanbidden zult.
Straks zal ik zijn naam belijden:
Hij zal mij opnieuw bevrijden.
“Het derde couplet is exact hetzelfde als couplet zes. Als je kijkt naar de oorspronkelijke tekst, dan zie je dat het niet om een letterlijke herhaling gaat. De berijmingen van 1773 en 1968 laten daarom ook een klein verschil zien. Ik heb er bewust voor gekozen om twee keer precies hetzelfde te doen. Vandaag de dag is een refrein een strikte herhaling. Over hedendaags gesproken!”