Bundel De NieuwepsalmberijmingBestel nu

BUNDEL DE NIEUWE PSALMBERIJMING

De Nieuwe Psalmberijming bevat een nieuwe, eigentijdse berijming van alle 150 psalmen op de Geneefse melodieën.

Prijs: € 22,99

(gratis verzending binnen Nederland)

Ga direct naar psalm

Zoek op tekst:

Zoek op gelegenheid:

Schrijf je in voor de nieuwsbrief:

 

Psalm 51

1. Heb medelijden God! Ik roep U aan
omdat uw hart gevuld is met genade.
Wis alle schuld weg, al mijn slechte daden.
Mijn zonden blijven mij voor ogen staan.
Wat ik gedaan heb is ontstellend slecht;
ik heb mij tegenover U misdragen.
Welk vonnis U ook velt, het is terecht.
Ten einde raad wil ik vergeving vragen.

2. Vanaf de moederschoot heb ik al schuld.
Het kwaad zat in mij toen ik werd geboren.
Maar U laat diep in mij uw wijsheid horen;
U wilt dat waarheid heel mijn hart vervult.
Ontzondig mij geheel, dan ben ik rein.
Was mij, zodat ik wit zal zijn vanbinnen,
zelfs witter dan de witste sneeuw kan zijn.
Eerst brak U mij, laat nu de vreugde winnen.

3. Zuiver mijn hart, God, wis mijn fouten uit.
Vernieuw mijn geest, wil al mijn schuld vergeven.
Ik kan alleen standvastig met U leven
als U de ogen voor mijn zonden sluit.
Geef mij de blijdschap die ik heb gekend,
kracht door uw Geest om U opnieuw te eren.
Dan leer ik wie verdwaald zijn wie U bent.
Zij zullen luisteren en zich bekeren.

4. God, spreek mij vrij van mijn verdiende straf.
Vergeld geen bloed met bloed, laat mij niet boeten,
al zou dit volgens wet en recht wel moeten.
God van mijn redding, wend de dreiging af.
Wat zal ik zingen als U mij bevrijdt!
Dan ben ik, Heer, een levende getuige
van uw genade en gerechtigheid.
Open mijn mond en laat mij voor U juichen.

5. Door offers worden schulden niet voldaan.
In dode dieren schept U geen behagen.
U neemt ons hart, gebroken en verslagen,
genadig als een offergave aan.
Bouw Sion op in al haar oude pracht.
Dan wordt het offer, rein en ongeschonden,
weer naar de eisen van uw wet gebracht.
Zonder gebrek draagt het voor ons de zonden.

1. Heb medelijden God! Ik roep U aan
omdat uw hart gevuld is met genade.
Wis alle schuld weg, al mijn slechte daden.
Mijn zonden blijven mij voor ogen staan.
Wat ik gedaan heb is ontstellend slecht;
ik heb mij tegenover U misdragen.
Welk vonnis U ook velt, het is terecht.
Ten einde raad wil ik vergeving vragen.

2. Vanaf de moederschoot heb ik al schuld.
Het kwaad zat in mij toen ik werd geboren.
Maar U laat diep in mij uw wijsheid horen;
U wilt dat waarheid heel mijn hart vervult.
Ontzondig mij geheel, dan ben ik rein.
Was mij, zodat ik wit zal zijn vanbinnen,
zelfs witter dan de witste sneeuw kan zijn.
Eerst brak U mij, laat nu de vreugde winnen.

3. Zuiver mijn hart, God, wis mijn fouten uit.
Vernieuw mijn geest, wil al mijn schuld vergeven.
Ik kan alleen standvastig met U leven
als U de ogen voor mijn zonden sluit.
Geef mij de blijdschap die ik heb gekend,
kracht door uw Geest om U opnieuw te eren.
Dan leer ik wie verdwaald zijn wie U bent.
Zij zullen luisteren en zich bekeren.

4. God, spreek mij vrij van mijn verdiende straf.
Vergeld geen bloed met bloed, laat mij niet boeten,
al zou dit volgens wet en recht wel moeten.
God van mijn redding, wend de dreiging af.
Wat zal ik zingen als U mij bevrijdt!
Dan ben ik, Heer, een levende getuige
van uw genade en gerechtigheid.
Open mijn mond en laat mij voor U juichen.

5. Door offers worden schulden niet voldaan.
In dode dieren schept U geen behagen.
U neemt ons hart, gebroken en verslagen,
genadig als een offergave aan.
Bouw Sion op in al haar oude pracht.
Dan wordt het offer, rein en ongeschonden,
weer naar de eisen van uw wet gebracht.
Zonder gebrek draagt het voor ons de zonden.

Open deze psalm in de app van DNP

Tekst: Jan Pieter Kuijper

© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden

De nieuwe psalmberijming

1. Heb medelijden God! Ik roep U aan
omdat uw hart gevuld is met genade.
Wis alle schuld weg, al mijn slechte daden.
Mijn zonden blijven mij voor ogen staan.
Wat ik gedaan heb is ontstellend slecht;
ik heb mij tegenover U misdragen.
Welk vonnis U ook velt, het is terecht.
Ten einde raad wil ik vergeving vragen.

2. Vanaf de moederschoot heb ik al schuld.
Het kwaad zat in mij toen ik werd geboren.
Maar U laat diep in mij uw wijsheid horen;
U wilt dat waarheid heel mijn hart vervult.
Ontzondig mij geheel, dan ben ik rein.
Was mij, zodat ik wit zal zijn vanbinnen,
zelfs witter dan de witste sneeuw kan zijn.
Eerst brak U mij, laat nu de vreugde winnen.

3. Zuiver mijn hart, God, wis mijn fouten uit.
Vernieuw mijn geest, wil al mijn schuld vergeven.
Ik kan alleen standvastig met U leven
als U de ogen voor mijn zonden sluit.
Geef mij de blijdschap die ik heb gekend,
kracht door uw Geest om U opnieuw te eren.
Dan leer ik wie verdwaald zijn wie U bent.
Zij zullen luisteren en zich bekeren.

4. God, spreek mij vrij van mijn verdiende straf.
Vergeld geen bloed met bloed, laat mij niet boeten,
al zou dit volgens wet en recht wel moeten.
God van mijn redding, wend de dreiging af.
Wat zal ik zingen als U mij bevrijdt!
Dan ben ik, Heer, een levende getuige
van uw genade en gerechtigheid.
Open mijn mond en laat mij voor U juichen.

5. Door offers worden schulden niet voldaan.
In dode dieren schept U geen behagen.
U neemt ons hart, gebroken en verslagen,
genadig als een offergave aan.
Bouw Sion op in al haar oude pracht.
Dan wordt het offer, rein en ongeschonden,
weer naar de eisen van uw wet gebracht.
Zonder gebrek draagt het voor ons de zonden.

1. Heb medelijden God! Ik roep U aan
omdat uw hart gevuld is met genade.
Wis alle schuld weg, al mijn slechte daden.
Mijn zonden blijven mij voor ogen staan.
Wat ik gedaan heb is ontstellend slecht;
ik heb mij tegenover U misdragen.
Welk vonnis U ook velt, het is terecht.
Ten einde raad wil ik vergeving vragen.

2. Vanaf de moederschoot heb ik al schuld.
Het kwaad zat in mij toen ik werd geboren.
Maar U laat diep in mij uw wijsheid horen;
U wilt dat waarheid heel mijn hart vervult.
Ontzondig mij geheel, dan ben ik rein.
Was mij, zodat ik wit zal zijn vanbinnen,
zelfs witter dan de witste sneeuw kan zijn.
Eerst brak U mij, laat nu de vreugde winnen.

3. Zuiver mijn hart, God, wis mijn fouten uit.
Vernieuw mijn geest, wil al mijn schuld vergeven.
Ik kan alleen standvastig met U leven
als U de ogen voor mijn zonden sluit.
Geef mij de blijdschap die ik heb gekend,
kracht door uw Geest om U opnieuw te eren.
Dan leer ik wie verdwaald zijn wie U bent.
Zij zullen luisteren en zich bekeren.

4. God, spreek mij vrij van mijn verdiende straf.
Vergeld geen bloed met bloed, laat mij niet boeten,
al zou dit volgens wet en recht wel moeten.
God van mijn redding, wend de dreiging af.
Wat zal ik zingen als U mij bevrijdt!
Dan ben ik, Heer, een levende getuige
van uw genade en gerechtigheid.
Open mijn mond en laat mij voor U juichen.

5. Door offers worden schulden niet voldaan.
In dode dieren schept U geen behagen.
U neemt ons hart, gebroken en verslagen,
genadig als een offergave aan.
Bouw Sion op in al haar oude pracht.
Dan wordt het offer, rein en ongeschonden,
weer naar de eisen van uw wet gebracht.
Zonder gebrek draagt het voor ons de zonden.

Tekst: Jan Pieter Kuijper

© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden

Gebruik in diensten

Wij willen u aanmoedigen de psalmen van De Nieuwe Psalmberijming binnen uw kerkelijke gemeenschap te zingen, uit te voeren, teksten af te drukken en/of liedteksten te projecteren.

Wij verwachten wel dat u een CCLi Licentie heeft afgesloten. Voor meer informatie CCLi Benelux. Gebruik voor deze psalm liednummer 7066959 bij uw rapportage aan CCLi.

Beamsheets

Download hieronder de beamsheets van deze psalm.

Beamsheets witte achtergrond (4:3)
Beamsheets zwarte achtergrond (4:3)


Beamsheets witte achtergrond (16:9)

Beamsheets zwarte achtergrond (16:9)

Melodie

Zetting Claude Goudimel, gespeeld door Dick Sanderman via Hauptwerk sampleset Zwolle

Spotify

Alternatieve melodieën

Deze psalm heeft dezelfde melodie als Psalm 69

Video-opname

1. Gena, o God, gena, hoor mijn gebed.
Verschoon mij toch naar Uw barmhartigheden.
Delg uit mijn schuld, vergeef mijn overtreden:
Uw goedheid wordt noch paal, noch perk gezet.
Ai, was mij wel van ongerechtigheid;
Mijn schuld is zwaar, ik heb Uw wet geschonden;
Zie mijn berouw, hoor, hoe een boet'ling pleit,
En reinig mij van al mijn vuile zonden.

2. Want ik gevoel de grootheid van mijn kwaad;
Mijn zonde zie 'k mij steeds voor ogen zweven.
'k Heb tegen U, ja U alleen, misdreven.
Uw wil en wet, hoe heilig, stout versmaad,
Ik heb gedaan, wat kwaad was in Uw oog;
Dies ben ik, HEER', Uw gramschap dubbel waardig!
'k Erken mijn schuld, die U tot straf bewoog.
Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig.

3. 't Is niet alleen dit kwaad, dat roept om straf;
Neen, 'k ben in ongerechtigheid geboren.
Mijn zonde maakt mij 't voorwerp van Uw toren,
Reeds van het uur van mijn ontvang'nis af.
Zie, Gij hebt lust tot waarheid in 't gemoed;
Gij, HEER', Die weet, al wat ik beb misdreven;
Gij, die mijn geest met wijsheid hadt gevoed,
En in mijn ziel Uw Godd'lijk licht gegeven.

4. Ontzondig mij met hysop, en mijn ziel,
Nu gans melaats, zal rein zijn en genezen.
Was mij geheel, zo zal ik witter wezen,
Dan sneeuw, die vers op 't aardrijk nederviel.
Ai, geef mij weer gewenste zielevreugd;
Laat uit Uw mond mij stof tot blijdschap horen;
Zo wordt opnieuw 't verbrijzeld hart verheugd,
En in mijn geest de ware rust herboren.

5. Verberg Uw oog van mijn bedreven kwaad,
Waardoor mijn ziel gevoelt de diepste wonden.
Delg, delg toch uit mijn schuld en al mijn zonden,
En spreek mij vrij van mijne gruweldaad.
Herschep mijn hart, en reinig Gij, o HEER',
Die vuile bron van al mijn wanbedrijven;
Vernieuw in mij een vasten geest, en leer
Mij aan Uw dienst oprecht verbonden blijven.

6. Verwerp mij van Uw aangezicht toch niet.
Ai, laat van mij Uw Heil'gen Geest niet scheiden!
Die kan alleen op 't rechte spoor mij leiden.
Bestier mijn gang, daar Gij mijn zwakheid ziet;
Geef mijn gemoed, dat nu angstvallig vreest,
De blijdsehap weer; doe op Uw heil mij hopen.
Laat mij, gesterkt door enen eed'len geest,
Volvaardig 't pad van Uw geboden lopen.

7. Dan zal ik elk, die 't heilspoor bijster is,
Vrijmoedig al Uw rechte wegen leren;
De zondaar zal zich dan tot U bekeren,
En scheppen moed uit mijn behoudenis.
O God, Gij God mijns heils, vergeef mijn schuld,
Mijn bloedschuld toch, hoe billijk ook te doemen.
Dan zal mijn mond, met zangstof weer vervuld,
Uw heilig recht, gepaard met goedheid, roemen.

8. HEER', open Gij mijn lippen door Uw kracht,
Zo zal mijn mond Uw lof gestaag vermelden,
Geen offer kan voor mijne zonden gelden ;
Behaagd' U dat, straks wierd het U geslacht.
Indien Gij lust in brandend' off'ren hadt,
Dan wierd het vuur door mij gewis ontstoken;
Ik spaarde dan noch zorg, noch vlijt, noch schat,
Maar zou 't altaar van offervee doen roken.

9. Gods offers zijn een gans verbroken geest,
Door schuldbesef getroffen en verslagen.
Dit offer kan Uw heilig oog behagen,
't Is nooit, o God, van U veracht geweest.
Doe Sion wel, laat om mijn zwaren val
Uw goedheid niet van zijne burg'ren wijken;
Bouw Salem op, laat nooit zijn muur en wal,
Door Uwe straf, voor 's vijands macht bezwijken.

10. Dan vindt Gij in onz' offeranden lust,
Waarmee wij U, naar't heilig recht, vereren;
Dan zal 't altaar de varren gans verteren;
Dan wordt het vuur daarop nooit uitgeblust. 

1. Ontferm U over mij, arme zondaar,
Heer, naar Uwe goedheid, niet om volprijzen;
Wil mij ditmaal Uw genade bewijzen,
En vergeef mij mijn zonden groot en zwaar.
Was mij, o God, maak mij zuiver en klaar
Van mijn lelijke stinkende misdaden,
Die mij voor U onrein maken voorwaar;
Reinig mij door 't water Uwer genade.

2. Want door veel klagen mijn hart mij verflauwt,
Als ik (och arm!) gevoel mijn grote zonden;
En dat meer is, voor mij staan t' elker stonde
Mijn zonden al; dies ik, Heer! ben benauwd.
Voor U en tegen U heb ik misdaan;
Dies blijft Gij rechtvaardig in Uwe wegen,
Als Gij mij straft en te gronde laat gaan,
En maakt beschaamd hen, die U spreken tegen.

3. Ik weet wel en moet bekennen voortaan,
Dat ik in ongerecht'heid ben geboren;
Ook staat mij dit tot allen tijd wel voren,
Dat mijn moeder in zond' mij heeft ontvaan.
Ik weet, dat Gij liefhebt en begeert zeer,
Een hart dat geheel oprecht is en goedig,
't Welk ik niet heb gehad; dien Gij, o Heer!
Uwe wijsheid openbaart overvloedig.

4. Gij zult mij met hysop, Heer, maken rein;
Zo zal ik geheel zuiver zijn bevonden;
Gij zult afwassen mijn smetten en zonden,
Zo word ik witter dan sneeuw in 't gemein.
Gij zult mij doen horen blijdschap en vreugd,
En mij van nieuws Uwe goedheid geprezen,
Bewijzen, Heer! dan zullen zeer verheugd,
Al mijn benen en al mijn krachten wezen.

5. Gij hebt lang genoeg gezien mijn misdaad,
Wilt toch Uw toornig gezicht daarvan wenden,
En vergeef mij (die nu ben vol ellenden)
Mijn boosheid al, en ook deez' zonde kwaad,
O God mijn Schepper, schep zonder verdrag
Een rein hart in mij en een nieuwe leven,
En, opdat ik U wel behagen mag,
Wil mij, o Heer! enen nieuwen geest geven.

6. Ik bid U, werp mij niet van Uw aanschijn,
En opdat ik besluite mijn begeren,
Uwen Heiligen Geest wil mij niet weren,
Als Hij in mij van U vernieuwd zal zijn.
Doe mij ook nu smaken de zekerheid
Mijner zaligheid Heer, door Uw genade;
Geef mij ook den geest der vrijmoedigheid,
Ende sterk mij daarmede vroeg en spade.

7. Dan zal ik gaan in Uw wegen bekwaam.
De bozen zal ik dien ook vlijtig leren:
Zodat ze hen tot U zullen bekeren,
En volgen mijn voetstappen al te zaam,
Wil mij, o God, Heer mijner zaligheid
Van deez' doodwaardige bloedschuld bevrijden;
Zo zal mijn mond Uwe gerechtigheid
En Uw goedheid zingen ende belijden.

8. O Heer! wil mij toch open doen den mond,
Anders kan ik niets goeds spreken waarachtig:
Maar als Gij, Heer, dien zult openen krachtig,
Zo zal ik Uwen lof schoon maken kond.
Waar 't dat Gij slachtofferen had begeerd
Der stieren en ossen of diergelijke,
Ik had ze geofferd; maar gans niet weerd
Is voor U zulk off'ren alzo 't mag blijken.

9. Een recht offer, dat de Heere neemt aan,
Is een gemoed, benauwd door angst en klagen;
Een need'rig hart en enen geest verslagen,
En zal God niet verachten, maar ontvaan.
O Heer! doe Sion wel naar Uw goedheid,
En Jeruzalem, die op U betrouwet;
't Welk is de stad, die Gij U hebt bereid,
Haar muren toch genadiglijk opbouwet.

10. Dan zullen onz' harten zijn zeer bekwaam,
Om te offeren naar Uw welbehagen;
Dan zullen de kalveren zijn geslagen,
Die U, Heer, zullen wezen aangenaam.

1. Ontferm U God, ontferm U, hoor mijn klacht,
ik roep tot U, vergeef, vergeef mijn zonden.
Herstel mijn hart, zie, hoe het is geschonden.
Door eigen schuld verzink ik in de nacht.
Wees mij nabij naar uw barmhartigheid,
reinig mij door uw diepe mededogen.
Om al mijn kwaad kwelt zich mijn hart en schreit,
mijn zonden staan mij dagelijks voor ogen.

2. Want tegen U, want tegen U alleen
heb ik gezondigd. Red mij van het kwade.
In diep berouw belijd ik U mijn daden,
hoor naar de donk're stem van mijn geween.
Ik heb gedaan wat kwaad was in uw oog,
ja, ik erken, ik ben uw gunst niet waardig.
Gij zetelt in gerechtigheid omhoog,
uw woord is waar, uw vonnis is rechtvaardig.

3. Ik ben, o Heer, in ongerechtigheid
geboren en in zware schuld gebonden.
Ontvangen heeft mijn moeder mij in zonde,
zie op mij neer in uw barmhartigheid.
Gij wilt toch dat ik rein ben binnenin,
dat ik in trouw en recht voor U zal leven.
Opdat ik waarlijk zuiver ben van zin,
hebt Gij uw wijsheid in mijn hart gegeven.

4. Voltrek de reiniging en raak mij aan
met bloed en hysop, dan ben ik genezen.
Was mij geheel, en uit de nacht herrezen
zal ik dan sneeuwwit voor uw ogen staan.
Gun aan mijn oog een lichte ochtendstond,
doe aan mijn oor uw blijde boodschap horen,
dan juicht mijn hart, hoezeer door U gewond.
Doe weg mijn kwaad, wis uit de laatste sporen.

5. Schep in mij, God, een hart dat leeft in 't licht,
geef mij een vaste geest, die diep van binnen
zonder onzekerheid U blijft beminnen,
verwerp mij niet van voor uw aangezicht.
Ontneem mij niet uw heil'ge Geest, o God,
laat in uw heil mijn hart zich nu verblijden,
en richt geheel mijn wil op uw gebod,
dan zal ik zondaars op uw wegen leiden.

6. Red mij van bloedschuld, God die mij bevrijdt,
leg op mijn tong de lof van uw genade.
Open mijn lippen, Heer, ik prijs uw daden
voor heel uw volk met lied'ren wijd en zijd.
Niet aan het altaar wordt mijn schuld geboet,
geen offerdier, hoe gaaf ook, kan die dragen,
het offer van een diep gewond gemoed
en een gebroken hart zal U behagen.

7. Doe Sion wel naar uw barmhartigheid
en laat haar tinnen in het zonlicht blinken,
doe op haar pleinen weer de lied'ren klinken
als eens in de welaangename tijd.
Dan hebt Gij lust aan offers, recht gebracht,
met kleinvee stroomt men toe en jonge stieren.
Jeruzalem, ik zie een nieuw geslacht
opnieuw het feest van uw bevrijding vieren.

1. Ontferm U God, ontferm U, hoor mijn klacht,
ik roep tot U, vergeef, vergeef mijn zonden.
Herstel mijn hart, zie, hoe het is geschonden.
Door eigen schuld verzink ik in de nacht.
Wees mij nabij naar uw barmhartigheid,
reinig mij door uw diepe mededogen.
Om al mijn kwaad kwelt zich mijn hart en schreit,
mijn zonden staan mij dagelijks voor ogen.

2. Want tegen U, want tegen U alleen
heb ik gezondigd. Red mij van het kwade.
In diep berouw belijd ik U mijn daden,
hoor naar de donkre stem van mijn geween.
Ik heb gedaan wat kwaad was in uw oog,
ja, ik erken, ik ben uw gunst niet waardig.
Gij zetelt in gerechtigheid omhoog,
uw woord is waar, uw vonnis is rechtvaardig.

3. Ik ben, o Heer, in ongerechtigheid
geboren en in zware schuld gebonden.
Ontvangen heeft mijn moeder mij in zonde,
zie op mij neer in uw barmhartigheid.
Gij wilt toch dat ik rein ben binnenin,
dat ik in trouw en recht voor U zal leven.
Opdat ik waarlijk zuiver ben van zin,
hebt Gij uw wijsheid in mijn hart gegeven.

4. Voltrek de reiniging en raak mij aan
met bloed en hysop, dan ben ik genezen.
Was mij geheel, en uit de nacht herrezen
zal ik dan sneeuwwit voor uw ogen staan.
Gun aan mijn oog een lichte ochtendstond,
doe aan mijn oor uw blijde boodschap horen,
dan juicht mijn hart, hoezeer door U gewond.
Doe weg mijn kwaad, wis uit de laatste sporen.

5. Schep in mij, God, een hart dat leeft in 't licht,
geef mij een vaste geest, die diep van binnen
zonder onzekerheid U blijft beminnen,
verwerp mij niet van voor uw aangezicht.
Ontneem mij niet uw heilge Geest, o God,
laat in uw heil mijn hart zich nu verblijden,
en richt geheel mijn wil op uw gebod,
dan zal ik zondaars op uw wegen leiden.

6. Red mij van bloedschuld, God, die mij bevrijdt,
leg op mijn tong de lof van uw genade.
Open mijn lippen, Heer, ik prijs uw daden
voor heel uw volk met liedren wijd en zijd.
Niet aan het altaar wordt mijn schuld geboet,
geen offerdier, hoe gaaf ook, kan die dragen,
het offer van een diep gewond gemoed
en een gebroken hart zal U behagen.

7. Doe Sion wel naar uw barmhartigheid
en laat haar tinnen in het zonlicht blinken,
doe op haar pleinen weer de liedren klinken
als eens in de welaangename tijd.
Dan hebt Gij lust aan offers, recht gebracht,
met kleinvee stroomt men toe en jonge stieren.
Jeruzalem, ik zie een nieuw geslacht
opnieuw het feest van uw bevrijding vieren.

Bijbelteksten

Het uitgangspunt van De Nieuwe Psalmberijming is de Hebreeuwse grondtekst, niet een specifieke vertaling.

Ter referentie vindt u hieronder de links naar de tekst van de psalm in diverse Nederlandse vertalingen.